Het is nog niet uitgestorven maar stiller
staren de lege ramen naar de bomen
zij aan zij
gelijk kandelaren met bloeiende kaarsen
staan de kastanjes er uitgerust bij
er zoemt er een
zo honing zoet is dit
de gangen hebben blinde muren
zo verlaten klinken daar gedachten
terwijl op steenworp afstaand
een kring groeit om fontuinkruid
roestbruin weerspiegelt een ziekte
de groene vingers uitgestoken hulpeloos
wuiven onachtzaam hoe afsterven staat
uitgeschreven in het achterliggend kerkhof.