donderdag 30 augustus 2012

Sandwich met cocktailtje debutanten

Ik heb er geen notie van
of je opgeborgen bent en
inmiddels de eerste nematode
zich al een weg baant
door je trommelvliezen

terwijl in luister gezet
jij een oogje dicht knijpt
dat ik een bundel debutanten
tot mij en me verslik
in zemelvrij deeg
met zonnepitten

kom het niet verhelpen
dat ik vergeten poëzie
eerder doorneem
dan een vers zo net
verschenen in de wanhoop
die daar nog niet uit viel
te lezen zeker zonder meer
is dit klaarkomen met leven
is er ook een verzameling verloren
aangegaan.

woensdag 29 augustus 2012

Bloemhoofd


Het stilstaand leven

Sinds jaar en dag staat hij daar uitgesloofd
zichzelf te verpozen in weer en wind en veld
en wegen te verkennen waar of het einder is.
Hij vermaakt spelenderwijs de wind en regen
komt niemand tegen dan de spreeuw zo nu
en dan nog slechts in de nazomer uitgeplozen
ruien zij samen na het dorsen en de vlegel
de veldwachter van om het even
gewas geweest of gewoon een dorsvlegel
In het voorbij scheren raast een locomotief zijn balkend einde op het
spoor gezet vanwege het heen en weer en nooit genoeg met meenemen
Aldaar staat aan de grond genageld de stroman
hij gaat te keer in het ontrafelen
maar nogmaals ziet men strobalen van dit zeiknat weer de maling nemen
nu de tijdgeest weg ebt van wat hij ooit stilzwijgend is geweest een
geworpene met zn ogen nog op wanhoop uitgedobbeld.

Bloemhoofd

De zomer neigt nederig het hoofd naar benee
in de zonnebloem haar hoofd dat moe uitgebloeid
de grond aandoet zo schrijft de slak hier op het raam
haar sporen verdient zij in de tegenlichtopname
van beeld dat purper riet naliet in gouden gloed
wat stralend zilvergrijs een pluim verdient
terwijl ik de dauw tot groen gras vertrapt

dinsdag 28 augustus 2012

Het koninginnenkruid is daarin tegen

opgewassen, de dagpauwoog neemt daar
in het kruid gebed afscheid van het zomerslied
dat blinde bijen nog ten gehore brengen
het toornt nog overal boven uit
hoe loom de dag ook tegen de herfst
aan valt in wind en regen
droomt het leven zich trager voort
een schaars geklede kauw heeft
de dekmantel aangetrokken
van de schaduwvallen nabij
wilgen- stok- klimrozen met hun
ontstoken ogen rankend
in omgebogen tonen
van de verlepte pracht
in dit nazomers leven

We zijn teveel aan het vergewonen

Maar de aardbeien komen.
De zomer schroeit nog van het spel
de volksvermakerij heeft maanden
voor mekaar gekregen terwijl
een bankwezen uit pure vrees
van hun systeem bestaansrecht
halen bij de burgermaatschappij maar
de aardbeien besteld zijn nog op tijd
Nu iedereen voldongen feiten naspeelt
op tv waar nieuw vermaak voor breed publiek
(zelfs de kinderen mogen opblijven) wordt
opgevoerd als verslavende vette frieten
boeren keelklanken van de politiek
in de publieke arena waar niemand nog
serieus genomen wordt, wordt noemenswaardig
niet gemord, men leeft maar voort voor wat
er staat zolang de aardbeien maar op tijd
gepoot worden in de koude grond
worden alle waarheden in de kiem
gesmoord als maar op tijd de bloemknoppen
nog aangelegd voor de winter komen
is het goed dat de aardbeien wortelschieten
om tot bloei te komen en wij ook volgend
jaar weer rode schijnvruchten eten
want ook dan zijn de goedpratende
aardbeien van belang om zoet om
de mond te snoeren wie hem anders
toch weer opent voor het nieuw
vermaak van volksverlakken
ons de keel toeknijpt als het zoet
weer rot of week in kilte van dit weer
ons aan de buis gekluisterd de
waarheid van de aardbeien doet
vergeten want opdat wij weer
voorgeschoteld krijgen het doekje
voor het doodbloeden van ons
gezellig samendrommend zijn.

zondag 26 augustus 2012

Buitenste binnen - Binnenste buiten

Ik zit wat met mezelf verlegen alleen
naar buiten de wereld te bekijken
alles draait om mij
heen ik kan
dat niet
Begrijpen dat zoveel
om mij heen mij
tot middelpunt maakt
het tolt en ik tol niet
want ik ben ik zeik alleen
verdun een beetje mee
wat eerst nog vaststond
van steen tot bijtend gemeen
zwak kiezelzuur dat glaslichamen creëert
die ik
alleen doorzie
hoewel zelf transparant
ben ik dat spiegelbeeld.

Op drijfzand

 
Posted by Picasa

Het is nimmer afgerond

Hij sloot nooit iets af uit angst
zelden ongemoeid
of was door zijn hand
beroerd er aan toe

De schepper van zijn hemel
op aard zijn aard een aarde
waar zo waar van alles rondwaard

Het heelal was een uitgelezen
kans om niets meer los
maar alles aan elkaar
te knopen wat ver weg was

Zijn huis goed onderhijt
stond als een paal onder
water gezekerd bij gevaar

Hij was zijn spiegelbeeld
altijd evenredig met elkaar
een zijn eigen levensverhaal

vrijdag 24 augustus 2012

Om me oren

De muggen sla ik me om de oren
ik kan ze horen en modder door
geen steek voor ogen zintuigelijk
ben ik een getuige van god
mag weten wat voor levensvorm
is overgebleven in lichaamstaal
uitdrukkelijk niet vast te stellen
bewezen geestverschijnsel op
mijn eigen onverlichte wegen
versteld doen staan is een koud
kunstje vanuit de lappenmand
als iedere draad van het verhaal
is afgeweken van mijn zijn
niet onderscheidbaar van leven
dat nachtvlinder voor dood laat
dansen tegen de lantaarnpalen
verblindend omwille van dit
positief effect met verpletterend
succes daar aan ten onder
daaraan ten grondslag gelegd
sluipen geruisloos vleermuizen
vliegensvlug tandeloos in het rond

woensdag 22 augustus 2012

Hoe houd je munt in toom

De warmvoelende frisheid van grijsgroen
de geur van zomer lucht de zwoele avond op
het mals getrokken heet te bitter maar lauw
het smakelijke van kruidig bleke thee
een woekergewas dat in toom gehouden leeft
een kapitale oogst van de geslagen munt

Waar we nooit voor uit komen

Dat in ons zit glas te liegen
zonder besef glashelder te zijn

ons is ons gegeven om te delen
wij zijn tot in alle uithoeken ons

wij staan stil bij ons bestaan
dat afscheid heeft genomen

ons lot ligt beschoren op
de dageraad van het bestaan

wij zijn onlosmakelijk maar onsmakelijk
verbonden met wie zich aan ons bindt

ons kent ons is niet voor ons
want wij zijn niet meer dan wie wij zijn

wij zijn slechts wie wij daar in te zien
de volgende bladzijde van ons bestaan

dinsdag 21 augustus 2012

In de tweede substantie

Kijk je verder terug 
wat eerder beleefd hebt
is een andere dan toen
het deelbare blijkt
ondeelbaar met elkaar
ook de gemeenplaatsen
uit de jeugd ontstolen
je bent nog niet 
veel verder daarvan
daan gedaan ontdaan
op de eerste plaats
is niet herboren
maar rust verzonken
met wie je verliest
er staat tijd tussen
vergroeit in vormen
vreemde vormen nu
een aandeel vergetel
een vindplaats van dat
ooit en dan zich nooit 
meer voordoet hoeveel 
ook er teruggegrepen is
een mist waar je door
waart in meters slijk
vastgezogen trekt
het samen je uit
het gezichteinder. 

.


--
Het beste! R

zondag 19 augustus 2012

Van horen zeggen doven

Dit is de man die van zichzelf is uitgegaan
voor niets week of boterzacht bleek
steken in zijn stomheid volslagen zijn

Hij is de aangewezen man je ziet het zo
daar komt hij aan in bijna ongewoon
hoedanig zijn is hij zo kranig hier

De man uit duizenden zie hem staan
er is geen ontkomen aan eeuwig-
heid is er voorbijgegaan in het gemis

Door deze man is alles ontstaan
wat zonder hem ondenkbaar was
is hij het onvolprezen zelf

Hij die man die zich slechts spiegelt aan zijn
zelfbeeld ondergeschikt gemaakt
de enige voldongen persoonlijkheid

Hij is uit zichzelf kwijt geraakt
een uitsproken tijdgeest die enkel
en alleen zijn lijdensweg vreest.

Heetst van de tijd

Zoek jezelf een schaduw waar jij in mag staan
laat je ontvallen dat jij erin bent op gegaan

beweeg je leven gerust in dit tegenlicht
het zit je mee niemand heeft nog zicht

op jouw richt geen enkele projectiel
je bent een ontworpen de imbeciel

de zon heeft lak aan jouw gelaat
geen straal buigt af die je verslaat

de ongemerktheid druk zo waar
je uit in in elk gemaakt gebaar

de scherpschutter oogverblindend
staat je aan geheel verslindend

het leven van de vermoordde onschuld
heeft jou in dit enkele ogenblik geduld

Deze ochtend valt door mand

van net gesprokkeld hout
bijeen geraapt licht
dat de boom tooide
wind liet sprekend
brekend weer
ter aarde neer

van de gang
die lieveheersbeestjes
maakten voor de val
al op de wieken wogen
licht bijeen gedreven
stilten op het open veld
van goud omrandde wolken
heinden vernevelen er in

van de kauwen zwijgzaam
de nacht uit getogen
in processie zonder rouw
het DNA optekenden
in lange stoeten
op enkelen na die weer
vervlogen door het web
maar ook voor ogen

van het genomen leven
uitgeput en opgewonden
leeg gezogen verstrikt
de spin vormt een middelpunt
opnieuw om weer bevangen

van de woorden uit dit
vergeten gedicht van gister
dat nieuw leven niet in zich had
maar overdreef in metaforen
van te voren opnieuw bedacht
terwijl de hanen kraaien en
meeuwen landwaarts keren

donderdag 16 augustus 2012

Versterven op steenslag afstand van de puin waar hoop uit sprak.

Hij is niet meer
dan in het stillen
van de tijd
die altijd hongert
naar meer
hoe vervlochten
ook leven in dood
weer tot bloei
gebracht was hij
gedreven ook
in schakelen
wat uitgeschakeld
de hoop verloor
tot puin zijn
overwoekert raakte
met natuurlijk
een droom om 
doorheen te waren 
stapel word je
daarin meegenomen
ongerepte reiziger 
herschiep zoveel
in herschapen zijn


(Louis le Roy: 1924 - 2012)



woensdag 15 augustus 2012

Hun zijn is beter dan mijn

Ik ben wat overgedimensioneerd een uitvergroot stuk vlees.
Mijn representatief zijn is nogal overcompleet ik lees zoveel
over mijn behoeftig multifunctioneel bestaansrecht dat ik daar
op een sokkel als sukkel wel voor wil staan ik ben de ware
als het ware unieke tijdverdrijf de overspannen opgekloptheid
vanuit mijn diepste zijn dat opboert tegen de grootste nul
die zelfs bewezen geacht geminacht wordt in niet mij zijn
mijn alledaagsheid is de waarheid de enige werkelijkheid
waar ik voor leef waar ik omgeef waar ik vanuit mezelf beleef
mijn ik zijn is zoveel meer dan mijn zijn dat hun aan mij gelijk
stelt omdat ik weet opdat ik weet dat zij altijd aan mij gelijk
gesteld zijn of erger nog ergerlijker nog op mij gesteld zijn
gelijk ik hun in mij en zij in mijn verbeelding gelijkwaardig zijn.

dinsdag 14 augustus 2012

Het liep over (Joop over Tidde)

van de goede doelen, de goede bedoelingen, het goede doen.
Het zat er in gegoten, hij zat erin als gegoten alles was hem niet teveel
van het goede. Nooit te veel was het hem om te doen, het was tevelen
waar het hem om te doen was. De krant die was er vol van. Advertenties
lang was hij daarin ter nagedachtenis uitgemeten en uitgeschreven, het
hier andermaal werd zelfs geprezen om zijn ten hemelvaart wat op te hemelen.

Alles en iedereen had wel wat met Joop. Zo ten voeten was hij in het leven, bij
het leven in zijn goede doen van gemeenschapszinnen die hij trouw aan god,
de vrouw en nog zo wat kerkelijke aangelegenheden, het heden toen, nog slechts
verleden. En ach wat had hij toch geleden, een ieder die kende vergewiste zich
daarvan, daar aan. Mijn god, hoe goed is een mens toch in zijn goede doen

om zoveel en zo luidt het kerkhof in geprezen te worden. De klaagzangen
van gemis en god zijn ondoorgrondelijk daarin bewezen. Hoe toch het houden
van hier in behouden kan een mens verdragen? Maar ergens achteraf, een uithoekje
in de familiaire berichten stond ook wat temide Tidde, in het kleinste lettertiepje.

Hij was tweemaal de leeftijd van Joop, alleraardigst uitgeleefd om met luttele woorden
hem het land van louter licht in te preken. Joop was breed uitgemeten voor zijn tijd, maar
Tidde, ach Tidde hoe oud was jij al bijna vergeten? En zouden wij elkaar nog weten
te overleven voor we overleden zijn in ons geweten?

zondag 12 augustus 2012

Goed voor ogen

 
Posted by Picasa

Ochtend van tevoren

 
Posted by Picasa

Het is ochtend

als nooit tevoren heeft, bij het optrekken van de rolgordijnen,
 de vlieg een verpletterende indruk achtergelaten. De zon speelt
daar mooi op in. Iemand, zeer bevlogen, heeft zijn sporen verdient,
staat op z'n strepen en holt voor zijn geluiden uit. De schaduwen
worden opgelicht in nevelen, ze tekenen de wijzers van de tijd.
Alles ijlt in 't ochtendgloren op de wieken van 't gesternte na.
Fel in het verweer kruipt diep doordrongen rood
een seen eerste schampere schimp zonlicht.

Het wordt een mooie dag om te beginnen
waar al vaker om gesponnen is in de regel
de spinrag op de dag van gister is doorbroken
helder als nooit tevoren breekt opnieuw
dit moment aan om te verengen in de tijd.
Het neigt, als nooit daarvoor.

zaterdag 11 augustus 2012

Goed voor ogen

Ik heb lichtjes achter m'n ogen eens ontstoken
Daardoor zag ik daar allemaal mensen lopen
Die mensen hadden ook allemaal dromen
Die domen die nooit uit zullen komen
Van mensen in het donker over vijftiger
jaren straten waar lege panden het plein verlichtte

Een ieder was weer op zijn beurt onbeholpen vol
van wat er nog moest komen maar ondertussen
waren de zestiger jaren aan gebroken
Daarin verdwaalde kinderen die moesten komen
tot onvolwassen jongeren in hun ogen

Zo ongeveer bleef jeugdig zijn voorthollen
door de kale boze koude gebouwen
Waar niemand echt meer uit kon komen,
en maar blijven dromen hoe toch te verstouwen
Dat het tijdgewrichtje botbreuk lijden in de kreukelzone

Maar niemand meer geloofde dat iets daar boven
nog iets klaar kon stoven met uitsloven
En dus de massa mediaal verkeerd liep
Op het dwaalspoor dat iedereen heette
Niemand dat weer kon geloven en zo alles
ongeloofwaardig werd. Tot en de ogen
waarin jij ontwaarde en ik op stond

klaar voor het betoog hoe opgetogen
iedereen door sliep die ik schiep.
Er plotsklaps ook een boom verscheen
die koud beweerde jaren eerder al
zijn schaduw hier voor hem stond
in al zijn schaduwen vruchten afwierp

van al die oogappels van wie ik hielp
voor uit te komen dat er niets, echt niets
was om vooruit te komen dan stil te staan
bij dit moment van mijn bekomst dat toekomst
zinsbegoochelend stond kogel te stoten

naar de pioenen die ik in mensen zag
Het lag niet aan de score dat ik verloor
Maar aan het spel dat alles hier zo
vreselijk onbeduidend voor ogen stond
Hoe alles toch weer doofde dat eerder
mij de blinden voor ramen trok
op had ik ontwaarde waar ik uit bestond.

Graven tot het onderbewuste zijn

De koolwitjes vermaken zich tot rupsenplaag in de berenklauwen
maar de paardenkastanjes besterven het trager op de begraafplaats
er kruipen dagen door de bodem die nog vragen tot op het bot
te verdragen huid in uitgespaarde ruimten waar geweten opgegeten
in de wormenmaag een vage herinnering draagt van de kinderen
van de aarde die daar hun lichamen hebben opgebaard.

Er heerst vrede op het kerkhof, verderf tot stoffelijk overschot van leven.
Iemand wordt herdacht, anderen in gebeden geacht geprezen en vergeten,
een monumentaal is uitgesproken in krasse woorden van de kraaien.
Zij vergezellen de doodsverachting in de volgeschreven bladeren in de kroon.
Getuige het laatste lot, de torsende armen van trots die de hemel in staken,
tot vuur en vlam geblakerd roest de laatste adem de boomgeesten uit.

Waarom te leven in enkelvoud

Ik een ander
is een gevleugeld deel van zijn
Ik ben is daar de doorsnee op zolang ik denk
besta ik volgens de ander, maar niet om deen
of dander ik ben die ander.
Lokend naar het vrouwelijk geslacht van wilgenrozen,
de dood is voor haar een verlengstuk van leven,
of leven slechts verlengstuk van de dood.
Zij, stamper, steekt omvolschrokken voluptueus
verheven uit boven het vruchtbeginsel, onlosmakelijk
de verdorven zacht rood rosé verstervingsfase
van het bloemhoofd waar zij zo maagdelijk bleek
uitsteekt.
Ik hunker naar mijn anderzelf, dat onvolprezen
deel van zijn in enger zin begrepen. Hoevelen
wezen kan men zijn wanneer ik men ben, inbegrepen.
Die dode spitsmuis uit het leven los gedold terwijl de kat
op haar gemak, mij kopjes schenkt, vol illusies
van haar onvolzijn in liefdevol genegen. Met de ogen
van de perfecte moordenaar wier oog mij gade slaat.
Kroel ik haar geweten, of slechts mijn anderszijn?
Ik ben in die zin uitgesproken dat ik menigvuldig denk.
Handel zelden uit de eerste persoon in de dialoog,
gevoerd. Volvoerd in alterego's schoot leg ik mijn hoofd.
Ware het een vrouwelijk deel, ik zou van genot mezelf zijn.
Was ik uit eigen hout gesneden zou ik het klaarspelen,
wetende hoeveel betekenis een lidwoord is in deze.
De kauwen zweven roerloos voor een wijl, hoogverheven
maar zonder smetvrees steken zij af tegen dieper blauw.
De ochtend wordt weer even later. Gesmoord dempen zij,
veelal gepaard, in koor de stilte. Soms een luttele kreet
verwijderd van de groep evenzins rumoerig in geschetter.
Het luide leven in al haar wezen een valt hen tendeel
dat ruimte lichaam wat zich aftekent in samen bewegen.
Ik ben mijn bloedlichaam, in miljarden vloei ik aan door
heel mijn wezen, leven is veelvoudigzijn. De hersen wordt
gevoed uit het haar bloedverwantte lever, de long het hart,
om het even mij. Ware ik geen denkend wezen ik zou in wezen
een lichaam uit miljoenen zijn slechts omgeven huid, slechts
plaats gebonden in de tijd om verder overal te zijn met wie
ik ben.

donderdag 9 augustus 2012

De demontage van de wereld

Ik demonteer de wereld schap voor stap sloop ik
wat tussen muren kleeft vreest zelf het boek het bladeren
mijn daden zijn niet gering noch in te zien van dromen
waar uit vogels vliegen de tijd in die geen spijt vindt in tikken
maar leeggehaald verstrijkt tot stofluizen op mijn hoofd
ik krap nog eenmaal en nies de lucht uit welke uitvlucht
is het alles uit het verticaal verband in te zien


ondertussen is geschat dat de waarde daalt
van de leefstijl die uit de bloem bestoven breekt
een lege vruchtbeginsel bodem is bedomd
verstikkend dicht verlept de vrucht daarin
de kiem uit zaad geïsoleerd berust daarin
daarin bestaat het ontfutseld zelfbeeld
te kneden aan mijn identiteit tot alles
in vuilniszakken past ik dematerialiseer


steeds meer is verworden steeds vaker ontwerp 
ik mezelf tot weinig meer dat in minder past
de rozen worden eerst droog boeket al voor
ze tot stof vergaan het dun vitrage aan de muur
pleegt verraad aan jaren stilstaan dwalend
op excursie lees ik zorgvuldig de naden uit
pluis nog even na in het bestaan dat lang
naar vrouwentongen staarde waarachter 
waarachtig het mooie weefsel mij aansprak


nu ik nog zo naar me voeten staar kromme
de tenen van nature zich in aards vergaan
dat oplichtend pad versluierend struikelend
voetstoots tot een aanname maakt dat minutieus
microscopisch nietig toch tot de demontage 
van deze gedemineraliseerde globe op drift. 

zondag 5 augustus 2012

Flinterdun

Er kabbelen blonde kruintjes langs de horizon.
De lijkbleke zon voorziet de schaduwen van enig licht.
Het lucht niet meer op, wat eerst klaarde, was hoog
genoeg opgelopen tot erger toe. Statig stampt de paardenhoef
hoogverheven de dijkkruin kaal.
De hond die in je huist staat al op scherp,
ruikt nergens meer aan dan onraad die hij aanblaft.
Het verdonkert in volle leegte, vanen zwijgen en grijzer.
Geel wordt groen grillig, blauw steeds grauwer,
het benauwd kruipt door het oog, niets verraad noch lichter bestaan.
Omvangrijk heerst in schichten oorverdovend en vernevelt.
Dan breekt het los zaait water in harde parelen
schermen in striemen dweilen over koren.
De hond gaat drukkend af, gromt je op
gehoorsafstand doodstil.

Lavende letteren

Er lopen tripsen op m'n scherm, zeker weten.
Ik kan het weten want deze Thysanoptera
heb ik zeer nauwgezet bestudeerd in het bewegen,
waar ik voor in sta. Het waren geen, hoe zal ik het zeggen,
dode letters, zoals vroeger op papier, nee
levend en zeer wel. Ze bewogen, ik was ontroerd,
vroeger altijd al als onweersbeesten,
zonder mij te steken. Nu wandelen ze
bij drukkend weer, met gerafelde vleugelranden
als levenstekens heen en weer. Het zijn geen
digibeesten. In die zin is er geen touw
aan vast te knopen; in het licht
van de evolutietheorie. Een ontwikkelingsfase
misschien? Ja, maar ondertussen valt de regen,
En iedere drup valt zeer uitvergrotend tegen.
Loepzuiver ontwaar ik wat uit 1 en niks is opgebouwd
naast de levende have van genen op het blote oog.
Ik heb ze maar dood gewreven, omdat ik verder wou lezen.
Ongemerkt dat ik in de verleden schrijf waar ik was gebleven,
was het tablet vol van vege tekens die zich vergeefs
het lijf niet redde van deze ongewisse dood.
Ik heb ondertussen wel een tripje geboekt,
weg van deze uitzuigers, tussen de regels door,
die uit al deze onzin door zijn voortgekomen.
Het betreft louter noodweer, daar ik ongedwongen
verder wens te lezen, waar zij zonder
wat thermiek niet uitgelezen bij mij kunnen komen.

Het zou zo anders kunnen zijn gaan

De nacht is naar de maan.
Gewoon terwijl de goudvissen,
in dat licht nog zwommen, is hij
(of was het haar in die zin dan is't zij)
ten onder gegaan. De waterlelie is
er opvallend genoeg helder bij
gebleven. Het moest zo zijn,
het kon niet anders, met door
dit oppervlakkig spiegelend plasje heen,
(iemand stond er in te wateren)
is alles naar de maan gegaan.
Het had de bliksem kunnen zijn,
maar ditmaal viel te bewijzen dat
het geruisloos ging. Gewoon
gesnatter in het water en alles,
echt alles was weer opgelost.
In die zin was het nacht, dus donker,
ooit haalde iemand die waterbodem
boven water en werd iedere dag zo
halverwege overdreven zwart.
Om af te geven werd bedacht
dat het aan de zon lag. Maar
die lachte alles weg met zeggen,
"wacht gewoon ver voorbij
middernacht dan zal ik me licht
daar nogeens over laten schijnen".
Die dag werd niets ontwaard
dat niet door het wolkendek heen
brak bleef gewoon daarachter steken.

Naar mijn geweten 4

  
 

Naar mijn geweten 3

 
Posted by Picasa

zaterdag 4 augustus 2012

Naar mijn geweten 2


Mijn geweten 1

zuiver louter in nevelen
omhullend leven schuim
waaronder puur kristal
helder peilloos diep
water bladgroen pril
ontluikend dood hout
ranken naar eeuwig
neigen ingewikkeld
in duizenden kleuren
gebroken lichte regen
de bijzon van bestaan
ja een weerschijn
van een vlinder in stilte
grazend de hinde
smachtend teken
bloedzuigend wezen
dan weer sluierend
van nachtelijk
oneindige luister
de toon gezette
koekoek weerklink
in blauw licht
het ontij in pril
broed van de lente
tot wederkerig
dor de zomer
weer ontluikt
maagdelijk wit
maar bitter
ijselijk gezicht
verbeten tot op bot
ontdooiend traag
weerstroomt mijn weg
banend door't rotsvast
weerbarstig snijden

schaduwrijk begin
ontwaak daarin
dromend als nooit
tevoren denkbeeld.

vrijdag 3 augustus 2012

Het gedraagd

De tijd is een onomwonden beest
leest foutloos ieder opgetrokken plooi
uit het klakkeloos gelaat dat daarbij
nog meedogenloos er aan toegaat
laaft zich hopeloos aan de wijzer
klokslag tiktak loopt het uurwerkend
de loonslaaf spelend over de seconden
tijd heen die ongezond de teller weet
af te brengen van een luistererd oor
wier roekeloosheid nog opspeelt
op de afgelegde as waarlangs het
gaande weg vergaat en afslaat.

Ik vernam

Even dacht ik, hè die zon, die dag
valt in het water toen ik zag
dat het klaarde en dichter
nabij komt dan in een woord
samen wat er in zichzelf
zo stralend spiegelen gaat
vernam ik lichter het daarvan

donderdag 2 augustus 2012

cAnOn

 
Posted by Picasa

woensdag 1 augustus 2012

Doodbroed

Het bevruchte ei
afgelegd te zijn
de harde schaal
de broedmachien
kakelvers dood
geklaard krap
drie uitgeweken
levenstekenen
tijd verstreek
over de schaal
van afgemeten
uitgekookt zijn.

Waan

De tuin sprak groen waar
barrevoets geschreden
sluiers waren gelicht

ontvouwde zij zich
in blanke weelde
verblindend speelde
ranke vingers op

lichtsnaren gebroken
al bladerend gericht
zuchtend zachter
over de huid berijpt

het in nu te vertalen
gevangen ogenblik

Ze

Ze gaat voor dag en dauw
heeft niets tegen de kou
heeft een bedekkingsgraad
die van haar werk uitgaat

Ze is toonbeeld van kust
keur overal vooral gerust
daar gaat ze voor de tocht
voor weer en wind en vocht

Ze is daarvoor een ware lust
neem toch gewoon het niet
zo nauw geldt voor haar

uit zorgdrift alleen of paar
komt klaar verschoond geniet
de vroedvrouw is een must