opgewassen, de dagpauwoog neemt daar
in het kruid gebed afscheid van het zomerslied
dat blinde bijen nog ten gehore brengen
het toornt nog overal boven uit
hoe loom de dag ook tegen de herfst
aan valt in wind en regen
droomt het leven zich trager voort
een schaars geklede kauw heeft
de dekmantel aangetrokken
van de schaduwvallen nabij
wilgen- stok- klimrozen met hun
ontstoken ogen rankend
in omgebogen tonen
van de verlepte pracht
in dit nazomers leven