zondag 31 maart 2013

't jaar getijd

Ik heb de zomer alvast opgetrokken wat
latten bij elkaar getrokken takken bijeen
gesprokkeld en staken in de grond gestoken
het brak aan een stuk door de zon de tak
de harde aarde wreed door mij verstoord
ik had zo graag er een stokje voor gestoken
nu hier in zomertijd ik een uurtje mis

terwijl dit seizoentje lente genaamd
de hitparade bestijgt als meest verfrissend
jaargetijde van de afgelopen honderd jaar
waarom heb ik dat zelfs meegemaakt
dat er door de mezen al wat uitgeplozen
wordt met hagelstenen en eenden paren
in de bevroren vijver met hun poten ijs
breker spelen met wat winterse taferelen

het gaat vervelen hoe schoon ook
de avondstond mij opvrolijkt
met opgeleukte luchten in de ochtend
ook iedere dag wit beslagen weer
in de lente aanlandt onder toeziend oog
van eeuwig bloeiende winteraconiet
het is wel dat het daar niet van
in zit dat trager nog het geheel opschiet
nu het bamboe roept in kilte uit de bodem
van mijn hard aangevroren handpalmen
waar tintelend de jeuk van voorjaar zit

vrijdag 29 maart 2013

cambio

Het sneeuwt zachtjes neer
Het is witter dan verwacht
Ook steeds stiller na verluidt
Maar lieverd wat ben je kil

woensdag 27 maart 2013

Op de hoogte

! Toppen van kunnen
dalen vol falen maar
ondertussen de steilte
van hoop er bovenop
er onderdoor of ergens
een hellingsbaan vinden
waarover men eens
met een gradenboog
zeker kan meten
waar of niet het bestaan
afvlakt tot nesttellen
gepaard aan oneindigheden

Wanen van de dag.

 

dinsdag 26 maart 2013

Lotgeval

Dag meeuw zo schreeuwend fraai
de schoonheid tooit zich tegen fel blauw

waar je ook gaat neem jij altijd je schaduw mee
in het zwart getooid je evenbeeld

wat maakt jou lichter dan deze kraai
die glanzend in de zon zo schitterend afsteekt

nu beide samengaan vraag ik me af
wiens alter ego daarmee verder gaat

Bezeten

Daar zit zij dan haar dagen zat
te hunkeren op een afgebroken tak
spelen nog enkele gedachten
nog een rol hoe of te vallen
of te vliegen naar haar graf
ze neemt een duikvlucht
zo ter aarde dood geveld
was zij de lente voor
gesneld in bitterkou
verhongerde vrind
dat nog net een glimp
warmte van de zon opving
daar ligt zij dan ongelegen
platgereden per ongeluk

Hoe bevangen van de kauw

De stilte die los barst in de kroon
in alle rust door vlerken afgebroken
het zwart voor tumultueuze ogen
scheren kaal door bomen leuzen
van de schoonheid van geschreeuw
dit moeten eeuwen zijn geleden
het schouwspel van velen
iedere zerk op het kerkhof weet
het zeker dat dit leven ook hen
ten deel viel uiteen viel in een wolk
zwart gevederde die wees gegroet
het voorjaar en het najaar nadoet
met wat zeker moet het tuimelen
scheren en bezwerend duiken
samen diep doordrongen dieren
waarmee nog lente valt te vieren.

maandag 25 maart 2013

Wanen van het dagen

Er heerst een denkbeeldenstorm in mijn gedachtengang
alles gaat daar aan de loop op mijn gehoorsafstand
flarden scheerde rakelings maar schamper tegen mij
ik was ontdaan in plaats van wat ik had opgedaan
het moest wel haast tegendraads m'n droomwereld zijn
zelden was ik zo verstomd stil blijven staan
ben nadien steeds vaker achteruit en
sindsdien ben ik er maar vanuit gegaan
gedoofd gelijk een vage puinhoop onhoorbaar
op enige licht bewogen herinnering ontroerd
geraakt en diep getroffen daarin blijven liggen
tot ik wederopstond in mijn herboren zelfbewustzijn
waar ik steeds minder zijn maar eerder meer is
dan ik ooit was geweest.

Voorwaar

De wind zwakt af
ik zag hem net
gaan liggen
in het gras
pal naast
het zojuist
afgewaaide
afgestorven
beukenblad

zondag 24 maart 2013

Er dwaalt wat zonlicht op de muur

Het terloopse van Kees die vanuit de nacht
met het besef wat muizenissen zijn
breekt de ochtend stralend door

ze mauwt nog even als teken aan de wand
dat het koud is buiten zelfs meer nog
dan verwacht klampt het ijs zich aan de oever

uit angst het af te moeten leggen deze dag
de krokus kraakt brekend ook af bij de hals
ik heb de bloem verder maar ontdooid

want het komt er verwelkt toch wel van
om met wanten aan de ochtend in te gaan
is oogverblindend pure noodzaak in bedrog

dat alles zo licht lijkt maar zo zwaar valt
met een koppeltje eenden op de vlucht dit
gekoppeld aan de hardheid van de ijsgang

waarover ik mezelf te buiten ben gegaan open
gepeuzeld struikel ik over zacht warm maagdarmkanaal
van het knaagdier dat juist voor mij uit is heen gegaan

De heugelijke deugd

Ik schep genoegen met bakken te gelijk
geduldig kijken naar'n wereldlijk tafereel

hier staat het leedwezen verschoppeling
te spelen 'n heerlijk ingekleurde uitzetting

de ruimte wordt herschapen en herovert
met een snufje riekende vreemdelingenhaat

men maakt passen op de plaats terwijl ik
ach ik me slechts in ergernissen waan

gekluisterd achter schermen van spijt
hoe of het is om laaglander te zijn

in dit kortgerokte poldermodelletje
koketteert NL met volle puntige borstjes

hoe afgerond ontzettend uitzetting rechtmatig
afdoende ook mij tot medebeest heeft gemaakt

eXiT

zaterdag 23 maart 2013

Spring

 
Posted by Picasa

Spring

van achter het glas warmte
zoals verwacht weer
min acht vannacht
schep geen verwachting
want er bloeien krokussen

ondertussen komt de zon
steeds hoger in aanzien te staan
maar de nacht blijft bitter
kraakhelder zich voeden
aan het heldergeel
van winterakonieten

zoals iedere ontkenningsfase
onvervaard aan zekere zin
belijden moet dat het er echt toedoet
in deze louterende bemoeienis
niet stil te zitten bij groei
al is het nog zo schoon is alles
aan uitbloeien gepaard

Het is onthutsend weer

Het vermag geen vuiltje in de lucht
hoe zeer het hart slag voor slag
de tel kwijt raakt op de maat
van overdrachtelijke levenslust

die trager dan het koude bloed
vloeit waar het eens zo warm nog
van vreugde gutste overdadig
van de wonde dat snedig diep
zich op het eind beriep

maar in veranderende seizoengeur
toch weer ijzig stil bevroor de moed
door liep op het bindweefsel
van de gewoonte waar aan trouw

de dood ontworsteld wordt tot ragfijn teer
een zijde draad glanzend dun vervaarlijk
licht een glimp van ziedend tollen om de as
van louterend verouderen dat voor een wijl
maar ijl aanhoudend wanhoop biedt
aan het verdriet dat de mens die telkens
weer het einde schiep van eens

zo wonderbaarlijk lieflijk levenslied
gefloten in een snijdig koude wind
tussen het ontluikend loof
van eeuwig zomers zweven

in een stroom van onvolwaardig delen
van het natuurlijk overwicht
onschuldig aan haar voorbrengselen
van het verval en het daaruit

weder op staand ontbottend noodlot
te vroeg voor uitlopen
voor eeuwig dor
de slaap weer vat en daar 
nooit meer uit ontwaakt

woensdag 20 maart 2013

Sleghste

Man walst gretig over woorden struikelend haar boezem binnen
loenst zich daar uitstekend in nestelende zin
zij tracht daarin bevangen blik nog meer bloot te geven
de koffie gutst zwart gezoet
klotsend met zijn bevochtigde lippen
bleek snedig ergens
nog een schouderbandje verwijderd
in vast te zitten zijn sprankje hoop
nog dieper door te dringen
hoezeer zij ook gebukt ging
verzitten van het stevig montuur
dat op beider neusbrug zich verbond

De man van voren

Hier vel ik volledig in rust uiteen m'n huid
een dag geploegd tot stilte uit de voren
de meeuwen de aarde herboren verlieten
riepen in dit vale licht de boer toe
het doet er toe het doet er toe
dat de aardzee ook ons toe hoort
wij schreeuwen zelden witter dan in koor
het laatste domein van omgelegde zoden
zo rijker leven daar wordt uitgeput verschijnen 
uit mijn oogschaduw de belijningen
de sporen op mijn verbaasde aangezicht 
waar zelfs zwijgen nog verstorend blijkt
ik op de fiets weer in het niets verdwijn

maandag 18 maart 2013

Het houdt weer aan

Iedere morgen ontwaak ik wit
dan smelt de dag weer zienderogen
om het even later
of is het de wan van wanen
danwel de sneeuw
die me doet geloven
dat er hoop is voor de nacht
om weer daarin op te lossen

zondag 17 maart 2013

De aanwakkerende dag

Na het verplaatsen schik ik m'n verschoten geweten
zoveel zwart wit en toch vergeten of verbleekt verleden
helder negatief zozeer onbegrepen antidateerde beelden
inkleuren is met de schrik om het hart dat dit vermag
hoeveel toch weinig zich nog door elkaar gehaald
rangschikt in verkeerde plaats gemaakte schaamte
blijk ook ik uitgebeten zelfs met wat ik was vergeten
alles ligt wel vast maar niets is meer zo zeker
nu de plaats weer is verlegd naar heden
is tijd het meest gevreesde onberekenbare verleden

Andersom

Ze zit er naast
hij staat erbij samen
mondharmonica

naast winkelwagentje
iemand geeft wat in en uit
adempauze blijkt een rust

hij verward haar
zij met haar rug
tegen de muur
waarop staat
wie gaat tekeer

iemand schreeuwt trekt
vreemd vergeefs van leer
dat deze dag niets oplevert
voor een enkeltje heen
en de terugreis weer.

Ontwerp

Maak mij niet tot wie ik ben
maar daag uit tot meer
icoon van het verval
voor mij traag rot

zachte weemoed
geurend mals
voed en woeker
mij houdt niets

meer bij elkaar
maar maak mij niet
maar maak mij koud
ik ben al niet veel meer

De lente gaat onberijmd weer zingen

Alles bot dadelijk uiteen
in woekerend loof menigeen
broedend op het verlangen
alles weer rap te vervangen
dat toe is aan een vroege dood
niets blijven aan het bindend ijs
dat door de dooi de zooi in grijs
van regengordijnen heen de zon
de ruimte gebiedende lichtbron
zo verlicht zo opgelicht weer verricht
dat in de luwte van de kilte aangericht
nu wederopstand biedt in het verzet
het komt ervan het komt eraan het
is de zomer in het gezicht dat hier
straks dor en droog't snakkend dier
te versterven In een winter honger
van inkerig toch wederom jonger
inteert tot een klein maar groen verlangen
zichzelf daarinboven toch weer te verhangen

vrijdag 15 maart 2013

In den beginne

We waren allemaal
feitelijk bijna
iedereen we waren
overal de wereld was
niets niet alles wel
niemand stond daar
nog bij stil hoeveel alles
was want wij waren toen
met z'n allen allemaal
rondom ons heen
zoveel was toen nog
nooit meer dan genoeg

tot naderhand bleek
iemand niet iedereen
enkele slechts velen
niet sommige wel
anderen niet
nooit bleek bijna
heel gewoon
uitzonderlingen waren
meer dan genoeg niet
alles maar ook nooit
iedereen was zo
bijzonder genoeg

we waren niet
meer dan genoeg
we waren wel maar
dan weer vaker teveel
waren we niet meer een
geheel en al niet
slechts wel teveel
maar alleen waren we
niets alles meer.

donderdag 14 maart 2013

Oeverloos verbonden

Ruig maar kalm
glad gestreken

dwaalleer in basalt
nijpend dicht
verwonder licht

een springlading
verricht gestaafd
het heidens werk
zo onontkoombaar

blijk van verre weg
naderbij noch naderhand
noch elders aan overzijden
af te stevenen of verstreken

Sterrenpracht

Ik liep diep onder de indruk vannacht
onder een indrukwekkende sterrenpracht

er kromp iets in mij zover ik het overzag
hoe nietig toch daar in't geniep toch lag

voor de lol daar doodgetrapt die muis
pal voor z'n hol net niet of juist per abuis

niet ontsnapt aan dit vorstelijk berijpt
afgrijselijk schoon hij open reet begrijpt

dat de natuur nergens meer voor staat
dan wat achterwege ons weer verlaat.

tot huid en haar verslonden zijn

Steeds dunner waar de botten doorbreken
schuwt en schuilt tegen fel licht heelt maar
veelt geen koude in uitgedroogd bestaansrecht
 tintelt fris van kilte in de mist waar verbleekt
het faal te leven kleurt in eerste aanleg

bij't lengen van de dag zo melkwit vermag
een vage schaduw van zichzelf daar in
nog overleven mag op de contouren
van steeds grijzer velourse vergezicht
van pool tot antipool voorzien het weefsel
oppervlakkig toch doorleeft van spataderen
in dit zicht zo blauw doorbloedt
zelden warme gloed

schrikt en schikt zich in het rankend lot
uitbottend rood  tot een lommervol geblader
door dichter verweven kroon getuige dit
opvliegend karakter op de wiek geschoten
ooit ontsnapt in fel verwoordend pek
dat uit de vlerken smelt bij't vervliegen.

maandag 11 maart 2013

Houtlijm

>
>
> Ik hecht nergens
> meer aan
> dan water bindt
>
> alleen nog oplossend
> vermogen daarin
> wel te verstaan
> ben ik geheel
> van mij ontdaan
>
> breukvlak mij
> dat vanzelf heelt
> zoals dichtende kringen
> uitsluitend oppervlakkig bezien
>
> al is het meer scheuring
> in het bestaan dat maakt
> dat ik nog aan de haal ga
>
> tot op. de nerf verdeeld
> haaks daarop staand
> vergroei jaar na jaar
> vanwaar uit ik
> weer ben of word
> vermaakt

Klaarder dan de gekarnde melk

Nu de zon speelt over stuifsneeuw
licht beweegt en de naam ontbreekt
schrijft de wind nog onbekend dit fenomeen
dat portret voor mij alleen glashelder
en ontbreekt weer in duizend delen
scherp als geen die ijspegel priemt heel
gemeen genadeloos de verzwachtelde nacht
tot wit geheel van kilte waar langs een hand
zacht streelt hoe vaag hoe vaak ook smelt
een droom tot ijzel om de lente ontluikend
in knop gebroken zich weer heen gesprongen
doodgevroren al voor het kleurbekend lemma
van toenemend daglicht dat verblindend oplicht

zondag 10 maart 2013

Ze schuilen

Op gewekte lenteliedjes
gedempt in zachte sneeuw
putjes trappen verraad de kou
van de indrukken daar gelaten
vervlogen dromen in het nauw
al weer'n eeuwigheid vergeten

hoe sneeuwklokken klinken
tussen winter akonieten
verdrinken in bijtend wit
verlaat voorjaarsbuitje
ingelost verlangen dat was

binnen gehaald met roodborstjes
maar nu merel zwart weer rust
op luwte plekken in m'n geweten
oord van stil te zwijgen kaalslag
guur en uitgebeten tuindersgeest

zaterdag 9 maart 2013

Stil waad zij

Schokschouderde in vlagen haar
rankend verschijnen in weids gebaren
smalde langs haar fijnbesneden zijden af
in lichter schijnen brak door de belijning
garen gesponnen rag verwarde harpen
avondrode zilte verwachting aan de horizon
een oogwenk golfde kleurrijk zachter
teder gloedgeel wuivend het vaarwel
de kwelders af doordrongen slenken
slepen bruisend verstomd in d'r havenmond
uiteengereten diep ingesleten stil verlangen
dat gloeiend vormrijk zandlichaam
haar maagdelijk landschap zo innig
bezwangerd door wind en water heen

vrijdag 8 maart 2013

Het regent

zacht ook mijn gemoed
ik heb wat daar gelaten
dat niet meer tot mij hoort
luister nauwgezet gefluister
zie tijd weerspiegelen
in een ogenblik gedoofd
en demp een put
waarin ik bijtend zuur
laat lopen in de bodem
met tranen in m'n ogen
door de rook trekt ook
de waan weer weg
hoor zonder kijken
de vogel aan vervlogen

zaterdag 2 maart 2013

Rondom heeft men gemiddeld even

Er is geen context om het kader
noch dat men evenmin spreekt met tenzij
mits daar op z'n minst of anders weinig
met zodoende wordt bereikt

Doodtij


Niet veel eigenlijk

maar meer ook niet

je typt wat in een moedig handgebaar

de handheld

terwijl beneden peil

de zeespiegel rijst

daalt de onwaarschijnlijkheid


komt de aalgladde zeehond aanzetten

moordzuchtig met de dood stuk hout

't is zot dat ook zo'n rot stuk schaap

waar uitstekend de ribben me wegwijs maken 

hoe'n bezopen een beschoren lot vergaat


naarstig een blik uit in't hol

uitgebeten oogkas dat

uitgekeken is op de zon 

een vlieg vervloog en ook de hoop

stinkend vlees die in alle hevigheid 

uitbrandt op het dorre kweldergras 


maar terloops zeekraal

geregen in overtrokken zin

zijn er ganzenpennen 

uit de lucht gegrepen

verbluffend stil


ervaar je 't gesnater

in de frisse wind

die zich aandient

zelf bevlogenheid

doet zich gelden


tuur je naar een horizon

om deze reden

dat je er iets inziet

desnoods te stoppen


of anderszins verbazen

hoe dood tij klinkt

uit nieuwsgierigheid


keer je het tweede karkas

wat door de wol geverfd

toch misschien wat leven

laat zien 


dat er uitgeleefd uitziet

alsof een diesel optrekt

zwermt de wolk gevederden

van willekeurig dier 

naamloos heen en wederom 

de zon wij weten ons 

geen dagenraad

met niets meer on ons heen.


Opgeheven

Je kunt met je hoofd opgeheven
rondlopen in onwetendheid
Eventueel het opgeheven
contactpunt zijn zonder vonkenregen
in overdrachtelijke zin of mooier weer
opgeheven bestaansrecht spelen
tegen beter weten in weten
dat opgeheven verheffend is
opgericht of neergesabeld in het gelid

dan komt het op bestaansrecht neer
dalen in duizend geuren beelden
als bloesem uit de kers verloren
maar speelt de vogel met het vruchtvlees
slordig slonzig verkwistend lenteweer

terwijl alles opgeheven wordt 
richt ik me ergens op 
gewoon desnoods 
of gewoonte weg
--

vrijdag 1 maart 2013

Ontzet

Ik heb iets vreselijks uitgevreten
alles leeggehaald en weggesmeten
daar waar ik het meest op leek
afgedaan en afgeschreven

huiswaarts is eenrichtingsverkeer
waarlangs ik nooit meer thuis kan zijn
mijn eigen leven opgegeven
waarin ik alleen mezelf kon zijn