De stilte die los barst in de kroon
in alle rust door vlerken afgebroken
het zwart voor tumultueuze ogen
scheren kaal door bomen leuzen
van de schoonheid van geschreeuw
dit moeten eeuwen zijn geleden
het schouwspel van velen
iedere zerk op het kerkhof weet
het zeker dat dit leven ook hen
ten deel viel uiteen viel in een wolk
zwart gevederde die wees gegroet
het voorjaar en het najaar nadoet
met wat zeker moet het tuimelen
scheren en bezwerend duiken
samen diep doordrongen dieren
waarmee nog lente valt te vieren.