Nu de zon speelt over stuifsneeuw
licht beweegt en de naam ontbreekt
schrijft de wind nog onbekend dit fenomeen
dat portret voor mij alleen glashelder
en ontbreekt weer in duizend delen
scherp als geen die ijspegel priemt heel
gemeen genadeloos de verzwachtelde nacht
tot wit geheel van kilte waar langs een hand
zacht streelt hoe vaag hoe vaak ook smelt
een droom tot ijzel om de lente ontluikend
in knop gebroken zich weer heen gesprongen
doodgevroren al voor het kleurbekend lemma
van toenemend daglicht dat verblindend oplicht