zaterdag 23 maart 2013

Het is onthutsend weer

Het vermag geen vuiltje in de lucht
hoe zeer het hart slag voor slag
de tel kwijt raakt op de maat
van overdrachtelijke levenslust

die trager dan het koude bloed
vloeit waar het eens zo warm nog
van vreugde gutste overdadig
van de wonde dat snedig diep
zich op het eind beriep

maar in veranderende seizoengeur
toch weer ijzig stil bevroor de moed
door liep op het bindweefsel
van de gewoonte waar aan trouw

de dood ontworsteld wordt tot ragfijn teer
een zijde draad glanzend dun vervaarlijk
licht een glimp van ziedend tollen om de as
van louterend verouderen dat voor een wijl
maar ijl aanhoudend wanhoop biedt
aan het verdriet dat de mens die telkens
weer het einde schiep van eens

zo wonderbaarlijk lieflijk levenslied
gefloten in een snijdig koude wind
tussen het ontluikend loof
van eeuwig zomers zweven

in een stroom van onvolwaardig delen
van het natuurlijk overwicht
onschuldig aan haar voorbrengselen
van het verval en het daaruit

weder op staand ontbottend noodlot
te vroeg voor uitlopen
voor eeuwig dor
de slaap weer vat en daar 
nooit meer uit ontwaakt