Vandaag is afgemaakt met een gedane zaak
ze keert haar zachte meisjeszijn
naar buiten is lispelende
maar bloedrode woorden
knabbelend aan m'n oorvijg
ik
brandde bijna van liefde door
de bevlogenheid hoe
vertegenwoordiger zij mij maar
in deze draaiende tijd
die opgewonden haar laat
bundelen
in verse vrouwenhandel
warm vleziger dan taal
verzonken tot schaamstreekje
in euforie van mijn alom levende
doordachtigheid waarmee
aandachtiger zij dan de wolk
waarop ik peilloos maar feilloos
haar woordenschat zie zwelgen
in het luchtledige rosé
van ontkiemend avondrood
van strijdlust lekker diep
in het vaderland
donderdag 31 januari 2013
woensdag 30 januari 2013
Weeromstuit
Zij die onmetelijk aan de horizon ontsteeg
het tegoed aandeed en lustig hoger rees
in woest zon overgoten gloed naar't scheen
waar louterend lichtvoetig te betreden nog
schromelijk maar weelderig zij opdoemde verviel in lomerende
lommer u van het aftekenen een schaduw vooruit afgeworpen
die u inneemt was zij gewassen het water wind gelijk zachter
omspoelend lichaam tot indruk harder om aan te onttrekken
melkromig zoeter smaak de parelen fijne mist die u omgeeft
schimmig droombeeld dat zwijgzaam naakt hier u aandeed
voor natte handen smachtend gemaakt de weke weelde welde
op en weer ontdeed waar zij oploste in gezang van aanwakkerend
herinneren hoe op doortocht langszij de vensters omzoomde weefsel
van de tijdgeest zij zo aandachtig nog u hier dit voorleest
dinsdag 29 januari 2013
Ik kan niet dansen
Ijswater is de bodem die mij raakt
ik tref het met mij dromen velen
ook ik ben gestaag erbij om alweer
alles om het weer vast te leggen
slijk met dun water waarop alles
blijft steken in het licht van praten
in contact zijn met waar ik ben
geweest accepteren dat doen
meer is dan af zijn of neervallen
dat een enkele de wereld ziet
die daar uit spreekt hier draait
het ja hier sta ik door wolken
gegrepen in zand en lucht
een vogel voor de vogel
ik tref het met mij dromen velen
ook ik ben gestaag erbij om alweer
alles om het weer vast te leggen
slijk met dun water waarop alles
blijft steken in het licht van praten
in contact zijn met waar ik ben
geweest accepteren dat doen
meer is dan af zijn of neervallen
dat een enkele de wereld ziet
die daar uit spreekt hier draait
het ja hier sta ik door wolken
gegrepen in zand en lucht
een vogel voor de vogel
maandag 28 januari 2013
Een tijd
Om te vergeven of te beleven
gewoon te besteden of juist
met betreden van een tijdperk
vol ijsbloemen gezaaid
achter de beslagen ramen
waar vocht neersloeg tegen
de rijpheid van vergeten
de dagen waren toen
nog zo volmondig
om in te leven
hoe het hout
twijg in bewegen
nu stil aan dorst
naar het verleden
gewoon te besteden of juist
met betreden van een tijdperk
vol ijsbloemen gezaaid
achter de beslagen ramen
waar vocht neersloeg tegen
de rijpheid van vergeten
de dagen waren toen
nog zo volmondig
om in te leven
hoe het hout
twijg in bewegen
nu stil aan dorst
naar het verleden
Vager grijs maar lichter in
De dagen nog zachter licht
bevlogen gelijk pril beukenbos
dartelend in een grijs verleden
van dun zacht behaard ontvouwend blad
dat teerder dan het fijnste weefsel
van de dood geen weet heeft eerder
dan de spelende honden in de spiegel
doorbroken plas vol regenbogen in de zon
bevlogen gelijk pril beukenbos
dartelend in een grijs verleden
van dun zacht behaard ontvouwend blad
dat teerder dan het fijnste weefsel
van de dood geen weet heeft eerder
dan de spelende honden in de spiegel
doorbroken plas vol regenbogen in de zon
Licht - Helderziend
Enzo branden twee herinneringen
tot één bevroren moment
van de gevoelige plaat
zich op het netvlies
bijten zich met tanden van de honden
vast in een onuitwisbaar geweten
hoe kort bestek van leven
is uitgespeld in spelen
ik zat de dag ervoor nog
bladerend onwetend
te schrijven wat al verloren bleek
breekt op deze dag voldongen feiten
tot één bevroren moment
van de gevoelige plaat
zich op het netvlies
bijten zich met tanden van de honden
vast in een onuitwisbaar geweten
hoe kort bestek van leven
is uitgespeld in spelen
ik zat de dag ervoor nog
bladerend onwetend
te schrijven wat al verloren bleek
breekt op deze dag voldongen feiten
zondag 27 januari 2013
De ontmanteling
Het leeg gehaalde huis
in het uitgewoonde lichaam
waar het uiterlijk van vervreemd
grimast nu wezeloos voor zich uit
dat nooit meer weerspiegeld wordt
in het leven geleden leven dat
uitgekleed hier vers voor u staat
in het uitgewoonde lichaam
waar het uiterlijk van vervreemd
grimast nu wezeloos voor zich uit
dat nooit meer weerspiegeld wordt
in het leven geleden leven dat
uitgekleed hier vers voor u staat
Een kunst afkijken
Een doodsbericht dat de mateloos saai
afsteekt tot overlijden toe in staat
op de rand van hetzelfde afgegraven samengestelde woord waar ik bij hoor te staan zijnde
het leeg gehaalde oord dat ooit
tot woonstee hard onderkomen was thans brodeloos geplunderd reservaat waarin de structuur eens veilig bleek
o wreed gesnoeid bijna uitgemoord bestaan
koud weggezet tot overleven
nog in staat van ontbinding
ontluiken in het opbloeiend kadaver
Een kunst afkijken
Een doodsbericht dat de mateloos saai
afsteekt tot overlijden toe in staat
op de rand van hetzelfde afgegraven
samengestelde woord waar ik bij hoor
te staan zijnde
het leeg gehaalde oord dat ooit
tot woonstee hard onderkomen was
thans brodeloos geplunderd reservaat
waarin de structuur eens veilig bleek
o wreed gesnoeid
bijna uitgemoord bestaan
afsteekt tot overlijden toe in staat
op de rand van hetzelfde afgegraven
samengestelde woord waar ik bij hoor
te staan zijnde
het leeg gehaalde oord dat ooit
tot woonstee hard onderkomen was
thans brodeloos geplunderd reservaat
waarin de structuur eens veilig bleek
o wreed gesnoeid
bijna uitgemoord bestaan
donderdag 24 januari 2013
In 't voorbij
Alles hier wordt rustig
van de voorbijgaande aard
de lichte sneeuw
een vlaag maar ook
ergens luchtkasteel
de storm in een kinderwagen
een doorkomende tand des tijds
die je al aanvoelt
een schaduw die vertoond is
door wellicht ozo oogverblindend
nog is voor't lachend kind
dat de wereld slechts
als bedacht moment
beziet waar doorheen
je nogwel ploegen moet
met wat er toedoet
nabij't getaande vergezicht
woensdag 23 januari 2013
Verinneren
De schoonheid vervuilt in eenvoud
met verzorging van de ouderdom
leeft koesterend het zelfbeeld
bewustzijn zo zelfbewust
van dromen goede deugd
in vermenselijking vervult
berust de eigen waardigheid
met verzorging van de ouderdom
leeft koesterend het zelfbeeld
bewustzijn zo zelfbewust
van dromen goede deugd
in vermenselijking vervult
berust de eigen waardigheid
dinsdag 22 januari 2013
Ik erodeer
Al was ik steen gelijk zacht water
om mij heen sleets tot spoor
gesleten verdeel ik mij in woorden
alleen
want meer is er niet dan dit
een oceaan waarin verdronken ik
al mijn gedachten verzink
en sedimenteer
om mij heen sleets tot spoor
gesleten verdeel ik mij in woorden
alleen
want meer is er niet dan dit
een oceaan waarin verdronken ik
al mijn gedachten verzink
en sedimenteer
maandag 21 januari 2013
Allicht is overal
Niet dat ik overwegend geplaveide zijde van het leven verkies.
Of
mooier nog schijn te wezen oplichtend zwakker dan dichtbij.
Verderaf dan waar ik ben gebleven opwindend tussen de benen.
Of
juister ze nemen om te ontsnappen uit die kans van slagen.
Die voor me ligt uit te rusten is van het verharde strijdtoneel welk
met plankenkoorts is verkregen.
Zo.
We lijden aan leegte dat niet licht is op te vatten
als lucht dat eerder ruimte ademde die daar vol van was.
Watersnodig
Water aan de lippen met een rietje op de dijk.
Iemand heeft een coupure gesneden weker
lichaam doorsnede van de bres.
Je weet ook niet wat het is daar binnen
maar het knaagt niet zoals het hoort.
En dat stoort want wat aan je vreet
is niet iets dat bij je hoort.
Maar zolang er geen doorbraak is,
is er ook wiel noch kolk.
Zo blijft watersnood een schraal tekort,
of beter overvloed dat je overkomt.
Op gevoel valt dus niets af te dingen
zolang traanvocht van het leedwezen
straalbezopen de spuigaten uit loopt.
Iemand heeft een coupure gesneden weker
lichaam doorsnede van de bres.
Je weet ook niet wat het is daar binnen
maar het knaagt niet zoals het hoort.
En dat stoort want wat aan je vreet
is niet iets dat bij je hoort.
Maar zolang er geen doorbraak is,
is er ook wiel noch kolk.
Zo blijft watersnood een schraal tekort,
of beter overvloed dat je overkomt.
Op gevoel valt dus niets af te dingen
zolang traanvocht van het leedwezen
straalbezopen de spuigaten uit loopt.
Wadkant mij
Wadkant mij
Niet veel eigenlijkmaar meer ook nietje typt wat in een handheldterwijl beneden peilde zeespiegel rijstdaalt de onwaarschijnlijkheidkomt de zeehond aanzettenmet de dood stuk hout't is zot zo'n rot stuk schaap ookwaar uitstekend de ribbenwegwijs maken hoe'nbeschoren lot vergaatnaarstig een blik uit in't holuitgebeten oogkas datuitgekeken is op de zondie in alle hevigheid brandtop het dorre kweldergras
verdermaar terloops zeekraalin overtrokken zinzijn er ganzenverenuit de lucht gegrepenverbluffend stilervaar je 't gesnaterin de frisse winddie zich aandientzelf bevlogenheiddoet zich geldentuur je naar een horizonom deze redendat je er iets inzietdesnoods te stoppenof anderszins verbazenhoe dood tij klinktuit nieuwsgierigheidkeer je het tweede karkaswat door de wol geverfdtoch misschien wat levenlaat ziendat er uitgeleefd uitzietalsof een diesel optrektzwermt de wolk gevederdenvan willekeurig diernaamloos heen en wederomde zon wij weten onsgeen dagenraadmet niets meer om me heen.
zondag 20 januari 2013
Het klonk al zo bezopen
Verdronken in jouw ogen gewoon
koppie onder gedoken in het witte
laken tussen mn oren waar ik zo
ingewikkeld uitgewoond lag te dagdromen
de handen nachten aan mezelf
geslagen lukte het zowaar
daarbij mezelf iets bleek waarbij
ik nauwelijks hoorde hoe je verdween
naar veel later na't scheen was jij slechts
ik daarmee zeer ten dele opgegeven
het blijft ook vreemd genoeg een zwarte dag
in mijn agenda maagdelijk blank en onbeschreven
ingekleurde werkelijkheden bestaan immers
terugwerkend vast uit duizenden tinten grijs.
koppie onder gedoken in het witte
laken tussen mn oren waar ik zo
ingewikkeld uitgewoond lag te dagdromen
de handen nachten aan mezelf
geslagen lukte het zowaar
daarbij mezelf iets bleek waarbij
ik nauwelijks hoorde hoe je verdween
naar veel later na't scheen was jij slechts
ik daarmee zeer ten dele opgegeven
het blijft ook vreemd genoeg een zwarte dag
in mijn agenda maagdelijk blank en onbeschreven
ingekleurde werkelijkheden bestaan immers
terugwerkend vast uit duizenden tinten grijs.
vrijdag 18 januari 2013
In mn sas
Een meisje als een langspeelplaatje
met een gaatje er midden in ik
was in mijn nopjes toen ik hoorde
hoe zij klonk terwijl reed en zij
horensdol draaide en we deden het
op zn frans samen al was zij daarmee
wat meer begaan met haar zinnen zetten
op hoge toon doorgingen in mijn huis
dat zij al uitwoonde op mijn gehoor
ze repte zich in alle toonaarden en
soorten die mij niet in het minst stoorden
in mijn oor in zachte zinnen
lispelde kom speel mee terwijl juist zij
wegijlde in verlangen bleef ik steken
in digitaal dat stotterde waar ik
met mijn vingers op haar uitgelezen
deel dr laatste klanken keelde
ging ik met haar lyrisch verder
aan de haal
met een gaatje er midden in ik
was in mijn nopjes toen ik hoorde
hoe zij klonk terwijl reed en zij
horensdol draaide en we deden het
op zn frans samen al was zij daarmee
wat meer begaan met haar zinnen zetten
op hoge toon doorgingen in mijn huis
dat zij al uitwoonde op mijn gehoor
ze repte zich in alle toonaarden en
soorten die mij niet in het minst stoorden
in mijn oor in zachte zinnen
lispelde kom speel mee terwijl juist zij
wegijlde in verlangen bleef ik steken
in digitaal dat stotterde waar ik
met mijn vingers op haar uitgelezen
deel dr laatste klanken keelde
ging ik met haar lyrisch verder
aan de haal
Ruimte in de leegte scheppen
Ik ben het leeg gehaalde huis
waar wanden stilaan op me afkomen
de trap eens zo lichtvoetig
strompelt thans tegen
de zwaartekracht op
er heerst iets dat zich opstapelt
in mn bovenkamer waar ik
oogluikend doorkijk geef
als blijk dat ik alles doorzie
hoe onleefbaar ik voorspel
dat tijd de ruimte in beslag
neemt waar door deuren heen
ik in optocht ben dicht gegaan
waar wanden stilaan op me afkomen
de trap eens zo lichtvoetig
strompelt thans tegen
de zwaartekracht op
er heerst iets dat zich opstapelt
in mn bovenkamer waar ik
oogluikend doorkijk geef
als blijk dat ik alles doorzie
hoe onleefbaar ik voorspel
dat tijd de ruimte in beslag
neemt waar door deuren heen
ik in optocht ben dicht gegaan
Die dagen nooit zo van ver
dat van leegte vervuld moment
ontbreekt geen enkel tijdstip
van me zijde ik wijk ook niet
maar tergend traag de uitslag
steeds nader tot een waarheid
opgeven is ook een levensteken
waar het gaat dagen breekt
de dag weer door de gordijnen
licht maar nimmer lichter dan
verwacht was voor de nacht
donderdag 17 januari 2013
Vergulde rouwmantel
Ze ontpopte zich vol passieflora gelijkertijd
beende gewoon mijn leven uit
tot weerklank hol in de uitgewoonde straat
klonk zij daar voor ze vervloog
met vleugelslag de zwaartekracht trotserend
die d´r aan de aard nog bond
nadat zij dwars door het bestuiven heen
wrange vruchten plukte van haar
zeer bevlogen zijn waarin verdronken
zij in de kiem gesmoord
het laatste woord ook mij ontnam.
beende gewoon mijn leven uit
tot weerklank hol in de uitgewoonde straat
klonk zij daar voor ze vervloog
met vleugelslag de zwaartekracht trotserend
die d´r aan de aard nog bond
nadat zij dwars door het bestuiven heen
wrange vruchten plukte van haar
zeer bevlogen zijn waarin verdronken
zij in de kiem gesmoord
het laatste woord ook mij ontnam.
Het ontboezemen
Hier liggen de schaamstreken zonder blikken te blozen.
Praalzucht achter oneerbaar mededelen. Staan achtergestelde
geslachtsdelen te smeken in voor paal gezette levenstekenen.
Pronkt de lichtroze lust in diep gezucht gestrekt
in vaag bedekte termen de oevers van het weten.
Komt in zaad geschoten rijp met pluimen
roekeloos omgeven wuivend aan de schede.
De schachten smachten adembenemend
fris tintelend om het gebeente daar aangesterkt
inniger om en om geslagen tot fijn verweven
onontwarbaar in gezamenlijke ledematen
vrienden in beleven aan de naijlende watergangen
van strakke gelaatstrekken in verstomde tochten
van getrokken maar verder verstorven sporen.
Hartstocht
Adembenemend die gesterkte eenzaamheid
over glad ijs zonder breken gaat krakend
het gesternte ten onder tot loslippig gebeente
het rammelend voertuig staat afgerost na te beven
op zijn benen bij't aanschouwen hoe losjes
zij in haar huid kan bewegen en naadloos van deen
in dander weer overgaat tot glansrijk verleden
van het wit uitgebeten vergezicht
dat zo stralend verlegen de kleur van het spelen
op de horizon van weten verweet zonder gevoel.
Lenig vergeten in voortrazend leven
gebukt voor de liefde gestrikt
als de dood in velden en wegen.
over glad ijs zonder breken gaat krakend
het gesternte ten onder tot loslippig gebeente
het rammelend voertuig staat afgerost na te beven
op zijn benen bij't aanschouwen hoe losjes
zij in haar huid kan bewegen en naadloos van deen
in dander weer overgaat tot glansrijk verleden
van het wit uitgebeten vergezicht
dat zo stralend verlegen de kleur van het spelen
op de horizon van weten verweet zonder gevoel.
Lenig vergeten in voortrazend leven
gebukt voor de liefde gestrikt
als de dood in velden en wegen.
dinsdag 15 januari 2013
Dat moederland
We verliezen de maakbaarheid bevallig uit het oog
de einders raken overvol gepropt met tegendraads
hooggebouwde lelijkheid nagelvast geheid
op een slappe ondergrond bevriest getrouw
alles in houdbaarheden dat er verloren bij staat
bezwangert is de schijnheilige vasthoudendheid
geen schijn van kans schijnt stralend tegendeel
het doodgeboren wiegenkind dobbert moedeloos
in vastgeroest kanaalpand van een ooit liefhebbend
meanderend lichaam verlegt in uiterwaard en kribvak
de einders raken overvol gepropt met tegendraads
hooggebouwde lelijkheid nagelvast geheid
op een slappe ondergrond bevriest getrouw
alles in houdbaarheden dat er verloren bij staat
bezwangert is de schijnheilige vasthoudendheid
geen schijn van kans schijnt stralend tegendeel
het doodgeboren wiegenkind dobbert moedeloos
in vastgeroest kanaalpand van een ooit liefhebbend
meanderend lichaam verlegt in uiterwaard en kribvak
zaterdag 12 januari 2013
God van't schavot naar de stort
Hij deelde slaapkamer eens met beide
zat aan tafel genageld vast en zeker
ook in hun gedachte bij de daad
het verwekken ging ermee gepaard
ook de zonde de bezoedelde schoot
de overspeelde hand de loze zaad
zelfs wanneer de schaamlippen toe
een prevel gebedje voor pa en moe
van de geboorte tot en met de dood
uitgesproken werd tot verzwijgen
hoe buitenechtelijk hij zijn zoon
in alles mede deelzamer liet zijn
nu zijn kruisje bij't grof vuil
een rotsttreek is of bij de lommer
steeds dommer afgeschreven wordt
tot prentjeskabinet met binnenpret
tweede hands te toon te koop gezet
de habbekrats schijnheilige die mort
zat aan tafel genageld vast en zeker
ook in hun gedachte bij de daad
het verwekken ging ermee gepaard
ook de zonde de bezoedelde schoot
de overspeelde hand de loze zaad
zelfs wanneer de schaamlippen toe
een prevel gebedje voor pa en moe
van de geboorte tot en met de dood
uitgesproken werd tot verzwijgen
hoe buitenechtelijk hij zijn zoon
in alles mede deelzamer liet zijn
nu zijn kruisje bij't grof vuil
een rotsttreek is of bij de lommer
steeds dommer afgeschreven wordt
tot prentjeskabinet met binnenpret
tweede hands te toon te koop gezet
de habbekrats schijnheilige die mort
vrijdag 11 januari 2013
Bikkel
(een man met tengelwerk slaat zijn slag)
Hij is als het verharde fietspad
door de jaren heen
naar de randen toe
al wat vergrast
maar veel later puur
praliné eerder dan pralerij
zachter voor vrouwelijk schoon
dat hem wel sierde
toen hij zich voor deed
met wie hij was
de boom die nieuw leven
ingeblazen was
in laat laagstaand
ander licht bezien
Hij is als het verharde fietspad
door de jaren heen
naar de randen toe
al wat vergrast
maar veel later puur
praliné eerder dan pralerij
zachter voor vrouwelijk schoon
dat hem wel sierde
toen hij zich voor deed
met wie hij was
de boom die nieuw leven
ingeblazen was
in laat laagstaand
ander licht bezien
Om te smullen <-> schaamlapjes
Je ziet ze nog lillend zacht de meisjesbillen
gewillig op hun rug rijden ze wijdbeens
't is even wennen verwennen en verwend
worden als of het een lust is genomen te worden
die hiermee wordt uitgestald of pal daarna
ongesteld en even later hangen ze dan
uitgebeend gelijk sukadelapjes aan de haak
geslagen van de uitgereden vrouwenlippen
die eerder daarop toch zo uitgekeken was
onberedeneerbaar wreed maar zelden zo
zout gegeten werd nu het peerdje heet
gewillig op hun rug rijden ze wijdbeens
't is even wennen verwennen en verwend
worden als of het een lust is genomen te worden
die hiermee wordt uitgestald of pal daarna
ongesteld en even later hangen ze dan
uitgebeend gelijk sukadelapjes aan de haak
geslagen van de uitgereden vrouwenlippen
die eerder daarop toch zo uitgekeken was
onberedeneerbaar wreed maar zelden zo
zout gegeten werd nu het peerdje heet
donderdag 10 januari 2013
Het bevallig blad
voorjaarsteken aan de waterkant
een tapijtelijk klimop spant zich
in over de gevallen boom
het bevallig blad van hazelaar
licht alles op helder
in het verder schemerig pad
waar zwart voor ogen
van de grauwste nacht
in het galop van deze wintertocht
zijn ooit zo schilderachtige kroon
indachtig waande ik me toen door
zijn bladerverdichtte kroon
ik waad thans door het klaarste water
op mijn vuile laarzen door het smaldeel
van de eikenopstand pril
nog naar de hemel rankend
paars aangelopend verstikt
in stoutste dromen
maakt de wereld straal bezopen
Zo ook de uitgeplozen kauw
door haviksogen goed bezien
een versmaad maaltje veren
maar de lente rankt verder
slagaderlijk langs het schors
iemand legt zijn oor te luister op het scherpst van de snede
hoewel de dood zich daarop schitterend aftekent
in het smadelijk vruchtvlees
van kliederend oranje
trillend tintelend fris het zichtbaar
de juiste dis waar ik op aanschuif
in de openbaringen van het onooglijkst
kleine woud waar trager uurwerk wordt verricht
met zachte hand maar onherroepelijk
de es terugroept naar de bodem
en haar molshoop uitspreekt
het is een ansicht fraaie rouwrand
die haar twijg omkleed op het versterven
de twijg van het ontluikend weder
opstaan in beleven dat hier opleeft
de krioelende de kornoelje
bakend doorgeschoten het verlichte pad af
naar de knoppen in het verhang van voorjaar
op de grond
van de overtuiging
van de levenslustige tijdgeest
in dit klimaat veranderend jaar
woensdag 9 januari 2013
Jongerejaars levensloop
We lagen afgemeerd te straal bezopen
om nog te geloven in het leven na de dood
laat staan in morgen want dat was vandaag
hier in de goot en iemand met een wapenstok
gebood ons verder te kijken en door te gaan
op de afgeslagen weg waar geen ontkomen aan was
toen perslot ik alleen daar achter bleef
hoewel zoveel jaren toch nog steeds
ik dezelfde weg kwijt was waarmee
ik met jullie afsloeg wat overleven betekende
in die tijd waar het nooit overging ach
daar ging het eigenlijk ook nooit over.
om nog te geloven in het leven na de dood
laat staan in morgen want dat was vandaag
hier in de goot en iemand met een wapenstok
gebood ons verder te kijken en door te gaan
op de afgeslagen weg waar geen ontkomen aan was
toen perslot ik alleen daar achter bleef
hoewel zoveel jaren toch nog steeds
ik dezelfde weg kwijt was waarmee
ik met jullie afsloeg wat overleven betekende
in die tijd waar het nooit overging ach
daar ging het eigenlijk ook nooit over.
zaterdag 5 januari 2013
Geweten
Het knaagt soms ook wel wat
dan ben ik om op te vreten
als binnenvetter geen probleem
om op te teren tot het bot
zijn de nachten veel te kort
de dagen daartegen onverdraaglijk
lang al zit de zon me nu nog tegen
soms wringt er ook al weleens wat
dan schuurt het zelfs m'n opperhuid
kapot maar meestentijds verslapt
de aandacht met een harde klap
of geruisloos met wat ik geweten heb
dat doorgaans niets meer is
dan een dementerend dagboek
waar ik geen wijs meer uit wordt
zo gesteld zijn woorden daarin
dat ze bijna ongrijpbaar
voor het werkelijk heden
mijn verstomd versteld
daar laten staan verdwaald
naar iets waar echt niemand
verder nog uitgedrukt naar taalt
vergeten zit nu eenmaal
iedere hersenschim te wachten
op een openbaring
die de hand oplicht
dan ben ik om op te vreten
als binnenvetter geen probleem
om op te teren tot het bot
zijn de nachten veel te kort
de dagen daartegen onverdraaglijk
lang al zit de zon me nu nog tegen
soms wringt er ook al weleens wat
dan schuurt het zelfs m'n opperhuid
kapot maar meestentijds verslapt
de aandacht met een harde klap
of geruisloos met wat ik geweten heb
dat doorgaans niets meer is
dan een dementerend dagboek
waar ik geen wijs meer uit wordt
zo gesteld zijn woorden daarin
dat ze bijna ongrijpbaar
voor het werkelijk heden
mijn verstomd versteld
daar laten staan verdwaald
naar iets waar echt niemand
verder nog uitgedrukt naar taalt
vergeten zit nu eenmaal
iedere hersenschim te wachten
op een openbaring
die de hand oplicht
Massief geheugen
Op het gevoel af is alles
onbeweeglijk vast in zwaarte kracht
zwarte gaten van basalt liggen daar
in onveranderlijkheden verankerd
iedere steen zn plek gelijk
de trouwe hond de plaats gewezen door de eeuwen van mn geest
oproepbaar wanneer ik langs de kreupelzone van mijn leven waad
in poelen vuil en slijmerig alg
mij bevrijdt kweet aan de verstreken tijd
mensen heb ik bij de hand genomen
om te laten voelen hoe het ritme klinkt
van water tegen de rotsen in de golven van emotie alles breekt wat
opgelost leek
als sporen zoute kwel in peilloos zoet
vermengd tot verdund zeer gering brak
gesmaakt aan mn gehemelte
ik overleef hier gestrekt in oeverloos gerechtte schouders met een blik
op oneindig over de verstrekkende plas
laat leven in zonsondergangen verdwijnen
mijn schaduw op slag en stoot
de dood liet verklaren
tussen de strohalmgele kale kruin
waar de winterse rui de woelmuis
bloot gelegd in haar snode plannen
mij te snaaks gevangen had
in een gedachtegang ten grondslag aan mn ogenblik van dwalen
tijdens windkracht negen
-waarin vergeten niets dan droog
vegen van het gewiste voorhoofd is
tijdens de felle overdreven regens
van het geleden lijf
-waarin tevens de vaagheid
van het licht beschenen avondrood verscheen voor het kalm maar klam
en kil vochtig weer me omkleedde
ik omgorde mijn gezichtsveld met het einder
daar waar de kruin versmelt in water
alles oplost in de energiecentrale
van het lichaam dat de warmte niet meer
opwekkend vindt op de hartslag
van de gehoorsafstand die slag
na slag nooit opgeeft te weten
waarom
langs afgebroken molens nog steeds
de witte herinnering vervliegd
van de dood geslagen zwanen
op hun vlucht naar het zuiden
van mijn uitgestrekt verleden
dat daar behaaglijk warm
de winter hier ontvlucht
onbeweeglijk vast in zwaarte kracht
zwarte gaten van basalt liggen daar
in onveranderlijkheden verankerd
iedere steen zn plek gelijk
de trouwe hond de plaats gewezen door de eeuwen van mn geest
oproepbaar wanneer ik langs de kreupelzone van mijn leven waad
in poelen vuil en slijmerig alg
mij bevrijdt kweet aan de verstreken tijd
mensen heb ik bij de hand genomen
om te laten voelen hoe het ritme klinkt
van water tegen de rotsen in de golven van emotie alles breekt wat
opgelost leek
als sporen zoute kwel in peilloos zoet
vermengd tot verdund zeer gering brak
gesmaakt aan mn gehemelte
ik overleef hier gestrekt in oeverloos gerechtte schouders met een blik
op oneindig over de verstrekkende plas
laat leven in zonsondergangen verdwijnen
mijn schaduw op slag en stoot
de dood liet verklaren
tussen de strohalmgele kale kruin
waar de winterse rui de woelmuis
bloot gelegd in haar snode plannen
mij te snaaks gevangen had
in een gedachtegang ten grondslag aan mn ogenblik van dwalen
tijdens windkracht negen
-waarin vergeten niets dan droog
vegen van het gewiste voorhoofd is
tijdens de felle overdreven regens
van het geleden lijf
-waarin tevens de vaagheid
van het licht beschenen avondrood verscheen voor het kalm maar klam
en kil vochtig weer me omkleedde
ik omgorde mijn gezichtsveld met het einder
daar waar de kruin versmelt in water
alles oplost in de energiecentrale
van het lichaam dat de warmte niet meer
opwekkend vindt op de hartslag
van de gehoorsafstand die slag
na slag nooit opgeeft te weten
waarom
langs afgebroken molens nog steeds
de witte herinnering vervliegd
van de dood geslagen zwanen
op hun vlucht naar het zuiden
van mijn uitgestrekt verleden
dat daar behaaglijk warm
de winter hier ontvlucht
vrijdag 4 januari 2013
Dimensionaal
Vandaag was ik getroffen door een diep inzicht.
Het was een driedimensionaal.
Heel banaal natuurlijk om je zo gelaagd te laten uitlaten.
Bijna grijpbaar was de mens, maar nee ik zal geen schampere opmerking
maken over de zichtbare vergelijkbaarheid.
Het had mezelf kunnen zijn, maar ja ik zal mezelf spiegelbeeldig
uitgelicht niet uit het platte vlak verheffen.
Al was ik ongenaakbaar en onaanraakbaar zilvervlies maar ingelijst
wel afgerond.
Het was een driedimensionaal.
Heel banaal natuurlijk om je zo gelaagd te laten uitlaten.
Bijna grijpbaar was de mens, maar nee ik zal geen schampere opmerking
maken over de zichtbare vergelijkbaarheid.
Het had mezelf kunnen zijn, maar ja ik zal mezelf spiegelbeeldig
uitgelicht niet uit het platte vlak verheffen.
Al was ik ongenaakbaar en onaanraakbaar zilvervlies maar ingelijst
wel afgerond.
woensdag 2 januari 2013
Twee oude mensen
Kwam ze tegen naast elkaar gezeten de bank
keek op het kerkhof uit ze woonden daar recht
tegenover er stonden toen ook nog bomen
ze staken stoer af in schijnbaar eeuwig leven
de dag daarop waren ze door ziekte geveld
althans dat stelde ik mij ervan voor
het waren bijna samen gestelde woorden
die bomen de bejaarden de begraafplaats
alles groeide samen verbonden in gezang
van enig gevogelte doorgaans kauw maar
soms een kraai of ekster het klonk gewoon
alsof al die dingen bij elkaar hoorden
toen de kettingzagen mij verstoorde wist ik zeker
hier wordt een band gebroken die niet bestond
omdat zij het niet zo ondervonden zoals ik
gisteren werd een man ter aarde besteld
Gods wil wat gekanker en een leeftijd
vormde zwartwit wel een band voor huilende mensen
niemand had verwacht dat de vrouw overleefde
ze zat starend naar de niet gekapte bomen
mijn verbeelding haalde het niet bij wat ik zag
een rolator voor het geval dat met nu twee
oude dames en een verhaal apart
over hun mannen die er niet meer waren
de een lag in het graf achter de bomen
de ander was ontsnapt zo ik begreep
kreeg hij de kleren en was gevlogen
voor iemand in zag dat je dat kan doen
waar geen haan naar kraaide zolang
je maar wordt doodgezwegen
ik keek naar de dames en sprak
ik geloof dat ik het snap ze lachten
hun kunststof tanden gemeenlijk bloot
daar zal het danwel niet aan liggen
maar verder verstomde alles door de wind
die ik nu nog hoor in de bomen daar bij
het kerkhof fluisterend dat ze nog bestaan
al zijn het nog slechts ogenblikken
die ik ternauwernood in samenhang zag
of het nu kraaien kauwen of eksters waren.
keek op het kerkhof uit ze woonden daar recht
tegenover er stonden toen ook nog bomen
ze staken stoer af in schijnbaar eeuwig leven
de dag daarop waren ze door ziekte geveld
althans dat stelde ik mij ervan voor
het waren bijna samen gestelde woorden
die bomen de bejaarden de begraafplaats
alles groeide samen verbonden in gezang
van enig gevogelte doorgaans kauw maar
soms een kraai of ekster het klonk gewoon
alsof al die dingen bij elkaar hoorden
toen de kettingzagen mij verstoorde wist ik zeker
hier wordt een band gebroken die niet bestond
omdat zij het niet zo ondervonden zoals ik
gisteren werd een man ter aarde besteld
Gods wil wat gekanker en een leeftijd
vormde zwartwit wel een band voor huilende mensen
niemand had verwacht dat de vrouw overleefde
ze zat starend naar de niet gekapte bomen
mijn verbeelding haalde het niet bij wat ik zag
een rolator voor het geval dat met nu twee
oude dames en een verhaal apart
over hun mannen die er niet meer waren
de een lag in het graf achter de bomen
de ander was ontsnapt zo ik begreep
kreeg hij de kleren en was gevlogen
voor iemand in zag dat je dat kan doen
waar geen haan naar kraaide zolang
je maar wordt doodgezwegen
ik keek naar de dames en sprak
ik geloof dat ik het snap ze lachten
hun kunststof tanden gemeenlijk bloot
daar zal het danwel niet aan liggen
maar verder verstomde alles door de wind
die ik nu nog hoor in de bomen daar bij
het kerkhof fluisterend dat ze nog bestaan
al zijn het nog slechts ogenblikken
die ik ternauwernood in samenhang zag
of het nu kraaien kauwen of eksters waren.
Verboden plaatsen
Geen plaats op aarde,
maar één plek
waar
het wel plaats vindt
Een leeg gehaalde ruimte
uitgeleefd tot op 't beton
mijn bovenkamer is onbewoonbaar
verklaard verboden toegang
waar ik door mijn oog heen
binnen dring door dring mezelf op
opdring in de echo die er doorklinkt
klink door op holle wanden
dring door de nagalm heen
daar
ben ik nu van doordrongen
drong ik daar maar tot door
maar één plek
waar
het wel plaats vindt
Een leeg gehaalde ruimte
uitgeleefd tot op 't beton
mijn bovenkamer is onbewoonbaar
verklaard verboden toegang
waar ik door mijn oog heen
binnen dring door dring mezelf op
opdring in de echo die er doorklinkt
klink door op holle wanden
dring door de nagalm heen
daar
ben ik nu van doordrongen
drong ik daar maar tot door
voor zover ik de rust daarin gevonden had
dreef ik blad op drift in stroomversnelling
rond koel helder waar ook bodem zacht
vertroebelend slijk mijn voet in woelde
bleef ik opgelucht tussen openslaande
tijdvensters door hier op de tocht mijn intrek
was een optrek van diepe inhalerend rookgordijn
van verstuivend water benevelend beschreef
van nerf tot nerf mijn onbeschreven blad
tot het verdrinken toe de inkt vervloeide
die m'n huid eens tooide in door handen
getatoeëerd weefsel in mijn geest.
dinsdag 1 januari 2013
Boeketje
De mooiste rozen sterven doorgaans op de vaas gezet
zo op het oog voor een moment waarin pracht vergaat
tot een verwelkte staat zo voorbestemd geknipt
om voor de korte duur in geuren en kleuren uitgedost
verwelkte herinnering te verlept om te begrijpen in beleven
Er zijn bloemen voor een berijpt moment die overschieten
door kou en vorst zwaar overmand bevroren voor mij staan
zij hechten aan de grond waaruit van knop tot bladval geheel
van bloesemblad ontdaan door witgerand daarmee ontdooid
ten gronde gaan om voor één stonde slechts een korte duur
van luttele seconden vastgelegd op de gevoelige plaat
een vervlakte eeuwigheid in gaan voor't leven
Nog zijn er wilde bloemen die voor de vuistweg bloeien
te vergankelijk spelen in hun verstilde schittering van dauw
geen hand verdragen die ze oogst om te bewaren In droogboeket
omdat gekwetst de geur vervlied de bloem vervalt alvoor genoten
maar op hun mooist in veld en wegen onderweg genoten
versterven tot hun zaad weer in de gedachte kiemt tot leven
zo op het oog voor een moment waarin pracht vergaat
tot een verwelkte staat zo voorbestemd geknipt
om voor de korte duur in geuren en kleuren uitgedost
verwelkte herinnering te verlept om te begrijpen in beleven
Er zijn bloemen voor een berijpt moment die overschieten
door kou en vorst zwaar overmand bevroren voor mij staan
zij hechten aan de grond waaruit van knop tot bladval geheel
van bloesemblad ontdaan door witgerand daarmee ontdooid
ten gronde gaan om voor één stonde slechts een korte duur
van luttele seconden vastgelegd op de gevoelige plaat
een vervlakte eeuwigheid in gaan voor't leven
Nog zijn er wilde bloemen die voor de vuistweg bloeien
te vergankelijk spelen in hun verstilde schittering van dauw
geen hand verdragen die ze oogst om te bewaren In droogboeket
omdat gekwetst de geur vervlied de bloem vervalt alvoor genoten
maar op hun mooist in veld en wegen onderweg genoten
versterven tot hun zaad weer in de gedachte kiemt tot leven
nooit vaarwel, nimmer gedag maar altijd bij je blijven zolang
bij daglicht weer hun kiem maagdelijk grond in je verkiest
om bij je in je zwoelste zomer uit te dromen tot je weer inslaapt
terwijl de mooiste bloemen nooit op de vaas alras versterven
alleen geplukt voor ieder bloemgeschikte plaats om op te leven.
Bij't ont-waken
Hoorde ik ~gode zei geprezen~
de kauwtjes weer kwaken
ontstak de meeuw zo hoog
bevlogen in pril geschreeuw
sprak mol's hoop mij weer
aan hoe stom geslagen mist
weer uit m'n oren in stilte
is ontstegen in donderend geraas
ik de uitgeplozen de witte duif
in vederpracht ter aarde zag
was besteld en opgedist
het oude jaar de rug toekeert
de kauwtjes weer kwaken
ontstak de meeuw zo hoog
bevlogen in pril geschreeuw
sprak mol's hoop mij weer
aan hoe stom geslagen mist
weer uit m'n oren in stilte
is ontstegen in donderend geraas
ik de uitgeplozen de witte duif
in vederpracht ter aarde zag
was besteld en opgedist
het oude jaar de rug toekeert
Abonneren op:
Posts (Atom)