Kwam ze tegen naast elkaar gezeten de bank
keek op het kerkhof uit ze woonden daar recht
tegenover er stonden toen ook nog bomen
ze staken stoer af in schijnbaar eeuwig leven
de dag daarop waren ze door ziekte geveld
althans dat stelde ik mij ervan voor
het waren bijna samen gestelde woorden
die bomen de bejaarden de begraafplaats
alles groeide samen verbonden in gezang
van enig gevogelte doorgaans kauw maar
soms een kraai of ekster het klonk gewoon
alsof al die dingen bij elkaar hoorden
toen de kettingzagen mij verstoorde wist ik zeker
hier wordt een band gebroken die niet bestond
omdat zij het niet zo ondervonden zoals ik
gisteren werd een man ter aarde besteld
Gods wil wat gekanker en een leeftijd
vormde zwartwit wel een band voor huilende mensen
niemand had verwacht dat de vrouw overleefde
ze zat starend naar de niet gekapte bomen
mijn verbeelding haalde het niet bij wat ik zag
een rolator voor het geval dat met nu twee
oude dames en een verhaal apart
over hun mannen die er niet meer waren
de een lag in het graf achter de bomen
de ander was ontsnapt zo ik begreep
kreeg hij de kleren en was gevlogen
voor iemand in zag dat je dat kan doen
waar geen haan naar kraaide zolang
je maar wordt doodgezwegen
ik keek naar de dames en sprak
ik geloof dat ik het snap ze lachten
hun kunststof tanden gemeenlijk bloot
daar zal het danwel niet aan liggen
maar verder verstomde alles door de wind
die ik nu nog hoor in de bomen daar bij
het kerkhof fluisterend dat ze nog bestaan
al zijn het nog slechts ogenblikken
die ik ternauwernood in samenhang zag
of het nu kraaien kauwen of eksters waren.