Op het gevoel af is alles
onbeweeglijk vast in zwaarte kracht
zwarte gaten van basalt liggen daar
in onveranderlijkheden verankerd
iedere steen zn plek gelijk
de trouwe hond de plaats gewezen door de eeuwen van mn geest
oproepbaar wanneer ik langs de kreupelzone van mijn leven waad
in poelen vuil en slijmerig alg
mij bevrijdt kweet aan de verstreken tijd
mensen heb ik bij de hand genomen
om te laten voelen hoe het ritme klinkt
van water tegen de rotsen in de golven van emotie alles breekt wat
opgelost leek
als sporen zoute kwel in peilloos zoet
vermengd tot verdund zeer gering brak
gesmaakt aan mn gehemelte
ik overleef hier gestrekt in oeverloos gerechtte schouders met een blik
op oneindig over de verstrekkende plas
laat leven in zonsondergangen verdwijnen
mijn schaduw op slag en stoot
de dood liet verklaren
tussen de strohalmgele kale kruin
waar de winterse rui de woelmuis
bloot gelegd in haar snode plannen
mij te snaaks gevangen had
in een gedachtegang ten grondslag aan mn ogenblik van dwalen
tijdens windkracht negen
-waarin vergeten niets dan droog
vegen van het gewiste voorhoofd is
tijdens de felle overdreven regens
van het geleden lijf
-waarin tevens de vaagheid
van het licht beschenen avondrood verscheen voor het kalm maar klam
en kil vochtig weer me omkleedde
ik omgorde mijn gezichtsveld met het einder
daar waar de kruin versmelt in water
alles oplost in de energiecentrale
van het lichaam dat de warmte niet meer
opwekkend vindt op de hartslag
van de gehoorsafstand die slag
na slag nooit opgeeft te weten
waarom
langs afgebroken molens nog steeds
de witte herinnering vervliegd
van de dood geslagen zwanen
op hun vlucht naar het zuiden
van mijn uitgestrekt verleden
dat daar behaaglijk warm
de winter hier ontvlucht