zondag 31 oktober 2010
Op een dag ben je er geweest
kilometers lang uitgerold
vormt mijn geheugen
ik ben daarop voorbereid
denk aldoende van begin
een eind bevangen
van de railen het spoort soms
waar het indruk maakt
van voorgangers
over deze dubbeldikt
gebaande weg
~
het schommelend bewustzijn
komt tot rust met stuurbekrachtigen
hoe ver had het zo kunnen komen
met geen weg terug dan een remweg
van luttele meters waarin uitgedrukt
veel leven werd gemaakt die weg
is mijn gedachtegang naar het hiernamaals
ik raak daar steeds meer
bevangen van hoe die blik op oneindig
verteerd wordt in de ban van overwegen
~
dat niemand de meter bijhoudt
van de denktank
die voortraast langs zijn hectometers
terwijl de zuipschuit zijn bestemming uitrolt
bewijzerde beperkingen
op de snelheid die hij
over de kop behaalde
met de afgelezen toerenteller
er ontsprong een pasfotootje de dans
uit het draadloos mobiel verkeer
dat eindigde in een oproep
aan wat overgeleverden
er was een verkeersdrempel
overschreden
die werd vastgelegd
op videobeelden
zaterdag 30 oktober 2010
De mannen
kwamen samen in een stad zagen af
van afspraken en bindende accoorden
Ze hadden over hem en haar zij
die er toe deden of er nog toe doen
onversneden taal in ongemanierde zinnen
vervuld in het herinneren verspeenden zij haakten af en maakten het
onthechten waar doe deelbaar ook in het geheel reisden zij onversaagd
gezamenlijk weer huiswaarts af
De mens
is 't nieuwste denkmodel
't beent door gedachtegangen
holt voor alle hoop uit
in de nagalm van verlangen
treft het soms in vallend blad
of andere glossy damesbladen
achter 't glas of ander formaat
scherm van intens verlangen
komt voort uit de ervaring
maanden zonder ademhalen
toch zij je niet beklemd
gevangen hield
't niet benauwend werd
van samenleven
blijkt telkens weer deze weg terug
al van de waarheid afgesneden
voor de drift die daar uit vloeit
toen de band verbrak en niets
restte dan met het pogen in 't paren
je geen gevangene wordt van liefde
donderdag 28 oktober 2010
In de herfst bloeien bijna alle bomen
die over het vrouwenlichaam holde
als tastte zij dit werelddeel af
het was een gelopen race toen bleek
de huid sneeuwwit zacht
het eindeloze staren werd god
opgeborgen in de dood
omdat schoonheid te menselijk leek
tot met ouder worden
toch herboren Hij
weer uit zn schulpje kroop
met ieder jaargetijde bloot legt
dat de natuur een lichaam heeft
woensdag 27 oktober 2010
Uit mezelf
om door te stromen waarin ik
besloten zit met mezelf omgeven
het vloeide in overschot ik was veel
niet helemaal mezelf meer als geheel
maar te klein behuisd
was ook te benauwd
om een leven in te leiden is bekrompen zijn
het engste tijdsverblijf om mezelf in te zijn
'K heb mezelf de tijd gegeven
om door te komen in doden
van besloten zijn in mijn zijn
het verstreek gewoon met tijd
zat zonder meer mezelf te zijn
teveel te weinig te veel
overschot aan schaarste
dinsdag 26 oktober 2010
Onder morgen lig ik
toen de inktzwammen
uitgesproken te beschrijven
hoe vloeiend ook
leven haar sporen verdient
nu ik morgen ben
de aarde haar loop heeft genomen
was ik uitgerekend vergeten
hoe wit gerijpt het gras klinkt
twee dagen was hier nog
een oogluikend tafereel
dat hiermee overeenstemde
voor het weer verdween
maandag 25 oktober 2010
Voor't vertrek
tot hoop vergaande aarde
de rozen aangesnoerd die bloeide
'k bloedde daarbij zelf rood
met de laatste woelmuizen en kippen
voer met legmeel snoepte
daarvooruit 't haasje dood
dat op de vlucht zn tijd verbeet
ook die heb 'k opgeruimd en
ben vertrokken
zondag 24 oktober 2010
De nazaat van de zonnekoning
dat zoveel banaals de balzalen verstieren
waar het recht niets mocht
maar iedereen kon vertieren
die terecht of niet
de schone schijn
van de zonnekoning
kon verduren versaagde geen
die stonk in plagen
van de duimdikke mascarade
tot op de proppen gekomen
een klein plastiek
van karikaturen het zwaar krijgen
te verduren als poppenspel
van japanse signatuur
de striphelden uit japan
maken het leven zuur
van een nazaat
van de zonnekoning
die op den duur
ten lange lesten
de lasten torst
van kwel
dat de franse lelie
niet naar lodewijks pijpen
maar wel dansen
voor het gele ras dat spot
goedkoop het leven zuur
maakt
van bejaarde wellustelingen
Becijferd
zo'n raar ding vervuld van cijfers
allemaal pennetjes en gaatjes
achter elkaar geplaatst een cijfercode
te beginnen met mijn geboortejaar
aangevuld met nog een maand of wat
en enige dagen later nog een datum
eeuwige trouw maar was afzienbaar
na wat waardevolle geboortedata
een wonderlijke nauwlijks te ontcijferen
combinatie naar later bleek raadselde ikzelf
en raakte de tel kwijt tot slot of even later
Zwemband met water
Dat alles om je heen zit
jezelf omgeven weet
is niet beknellend
is niet strak in het pak
geeft geen lucht
maar ademt
in en uit water
Het tweespalt
(gezaaide onrust kiemt krachtiger dan verwacht)
wikkelt zich af
tot beelden van een slag
wat tweespalt over water
Ik zie het overal
dit heet tekort
daar
verzuipend overschot
maar het beklijft niet
die heel diep
in de materie zat
die sprak hij had
het zelf ook gedaan
en hoe hij
bezopen ook
was uitgedroogd
Ik herinner hem
nog wel van-
uit het beton
bezien was alles
maakbaar
van hem werd
veel later ver beneden peil
een poldermodel gemaakt
waarin wereldwijd nat en droog
tegen de groene revolutie mee
in zijn geest
ten strijde trok.
een zwarte kreeg klompen
een blanke schoof
een peniskoker om
er werd een porseleinkast ontworpen
en een nieuw model stortbak
er werd wat op de gelen afgezeken
er kwamen vrouwen aan te pas
steeds met klaarkomen
zonder overvloed maar verzadigd
werd weer een idee geboren
van een doorbraak
die ik gaf
waar alles in
oplossing was
tekorten werden
hoe verzopen ook
opgelost
(ze hadden wat activiteit in grondwater gemeten)
boven water en gaf
op de ander af
alles verwaterde
er was plotsklaps overschot en
niemand om mee te delen
hoe het water mij omringde
ik zei nog zo
(iedereen kijkt giftig naar elkaar)
zaterdag 23 oktober 2010
Ondermijn met 50 volt
bladmoes weg tot op nerven naar later
van een luttel blad viel niets te vrezen
bleek de bladwesp nog zwart week
een slak gelijk had de mijnen aangelegd
waarop naar later scheen een plaag
was uitgebroken die de boom jaren later
veldde deze tijdbom de houtgeest
die in eeuwen zijn eigen jaarringen
tot de kern kon teruglezen
In toom
die opkomt uit hun koekjes blikken bezegeld
van de vlees geworden man
de kunst van vrouwen tooien
in een keurslijf is daar bikkelen
op z'n hardst gezegd het doodzwijgen
van alles dat wordt vastgelegd
een here jezus oud gedicht
van broederlijk bewezen lust
om te snoeren wat uit de mond komt
het andersgezinde godsbericht in toom
gehouden met de bijbel houdt
de koran zijn kaften dicht
Jij bent in de wolken en ik ben in de wei
strekt zich hier van kant noch wal
over het wijwater heen gesproken uit
terwijl de maan scheep ging door de tuigen
't is de nacht vooraf dat ik dit neer schreef
ik kan de tijd niet heugen waar het mis ging
maar't kabbelde zilvergrijs voort over golven
een lente beeld van het ontwakend oog
er lag een kruistocht van dwarsverbanden
aan ten grondslag van afwateringensloten
die de openheid in de greep hielden van nut
een noodzaak zonder vaarwegen bestemt
uit de slapers ontstonden koeien op de kruin
een bijgestelde vorm van overleven thans
zo hoornsdol ontnomen grazen voor de lol
maakt gelukkig veel waar van dit zuivel land
met enige glimpen oplichtende nevel
die aanstonds vervloog bij 't krieken
met op z'n bekomst een wijnrood kleed
aan oostzijde verschenen vormen van leven
was jij nog in de wolken en ik daar in de heer
vrijdag 22 oktober 2010
Aanstootgevende steen
van aanstoot waaraan de marsvoet bezeerd
wekt de lust van schaamrood in voort
schreidend inzicht van mijn strijdlustig
muurvarentje dat de hiel licht
waarin ik groen zit
van het bloeiende steenbreekje
Zie mij maar
roerdomper wanneer ik gevlogen ben
zo'n zompig bedompte drassigheid
die verzwelgd in onzekerheden
terwijl juist het verleden
in de toekomst lag
Een rat voor mijn ogen
knaagt en vreet zwarte gaten
in 't heelal dat uit één geheugen
van enige kubieke centimeters
bologend gebiologeerd
met een messcherpe neus
voor overlevingsdriften
bestaat dwaalt zielentogend
door het aards bestaan
toen de wereld was vergaan
in mensenogen bezien een weldaad
adembenemend schoon schip gemaakt
voor het herstelt natuurlijk
binnen verband dat zelfvoorzienend werelddeel
dobbert in de zee van ruimte
die het schiep toen in het geniep
het mensdomgenoeg uitstierf
donderdag 21 oktober 2010
Kransslagadertje op 't werk
verheven rose schijnzekerheden maar
daar onder bungelen donkere regenwolken. Ergens verscholen scheen de
zon die in geuren en kleuren de schaduwen uitbeeldde.
Een witte verhelderende kern van hagel
voorspelde in een bliksemschicht
op afstand een waarheid
over de wind. Die harder om de buien heen
waait dan wanneer je er midden in zit.
Het loopt met een sisser op en af met een harde bal die op de maag
lag. Belandde vreemd genoeg te water en hoe bezopen ook; zonk af.
Een kroongetuige speelde liedjes af op het gehoor van de kostganger.
Teksten met een zondenval; een verknipte zeven klapper gaf op de twee
luisteraars na op een gros af.
Vooraf was wat met huid en haar verslonden. Dat vreemd genoeg aangenaam
werd bevonden door de disgenoten.
Een overwegend, maar overtuigend, natuurlijk verhaal in dit verhaal,
bezegelde de kracht van het papier waar in het allemaal besloten lag.
Van kaft tot kaft werd in detail de gang van zaken vastgelegd. Die
hier boven uitgelegd met bewondering voor de natuur der dingen is
weergegeven. De tijden kloppen niet zoals u ziet, maar opdat het
lekker loopt gaat men hier niet over.
zondag 17 oktober 2010
Tijd maken
aan onrustjes
in robijn gelagerd
rondtollende asjes
bedenkelijk radar
werk van de tijd
niet veel wijzer
dan tikkend
de seconden
horten na elkaar
kruipen op
de glijdende schaal
de minuten beduidend
wijzer meer nog
maar kleiner
zijn de lompe uren
uit de onomwonden
verleden tijd het sleept
zich op gespanne voet
tussen duim en wijsvinger
door de tijd die langzaam
wijzer behaaglijk veilig
tegen zichzelf aanvrijt
zaterdag 16 oktober 2010
Ons eigen onderspit delven
voor de voeten weg van het vagevuur de hel
was onderhuids al uitgebroken bij duizenden
die bedolven in moeder aarde de geest lieten
voor wat ie was de wassen neus
van de scherts de schijnvertoning
die wereldwijd ten tonele werd opgevoerd
door plengende tranenvloed van krokodillen
tranen in een show van ielig mensenleed
zo liefdevol bedreven door de mediamagnaat
die zich het zweet uit de bilnaad zwoegde
met knuffelplaatjes tonen van het politieke
knuffeldiertje dat mondiaal de monden snoert
van de kutmijnstreken die ze overal flikken
hun vlezige vingers aflikkend bij het succes
te putten aan de op overlevingsdrift geraakte
honger die onuitputtelijk wordt gevoed
met luttele aardse rijkdommen die slim
genoeg uitgeput met veel vertoon verstomd
weer later ter aarde worden besteld
in hun goud beslagen koetsen de doodkist
door de rottende lichaamssappen
vermenigvuldigde geuren in geuren
en kleuren de weldaad voor de mensheid
op hun zerken in platina gezet beschrijven: hier rust
de zelfzuchtige mijnbouwer
herdacht alleen zichzelf
hij is rijk gestorven
met niets nu dood
maar vele armen
heeft hij nagelaten
te schenken in volle teugen
wat z'n nageslacht kan heugen
meeslepen in hun eigen val
kuil in dit zo zwaar belastte leven
vrijdag 15 oktober 2010
Opvliegend
waar iedereen thuis is en er nooit aankomt
dat liedje dat nooit is
opgeschreven doorzingt
de schrijfmachinist rattelde
schreef aangeschoten die
regels wat overdreven
op z'n typemachien
vingers op de loop van aanslagen
met de haan gekromd gespannen
er klonk een deuntje op de maat van 10
vervloog de droom die afgeschoten is
Structuur
dat wat recht is krom trekt
dat wat hoog zit laag ligt
als de val gebroken is
ik weet ook niet het waarom
dat licht breekt wat ik toch zie
de tak knakt waar beweging is
iets loskomt dat zo zeker was
ik weet ook niet toen hart omsloeg
dat kapseizen er toch toe doet
hoe de tijddoden daarin verdronken
watersnood nog overvloedig was
ik toch niet zie waar zwakte zit
dat niemand in ziet hoe verkrampt
het leven er niet toedoet in bestaan
met louter onafgebroken blijven vergaan
donderdag 14 oktober 2010
Uitgeput
de wereld zijn adem in
op een geluksgetal
ze zijn op 33 uitgekomen
moeder aarde bracht
eindelijk leven voort
het leven werd grondig uitgeput
waarbij ze zelf werd uitgegraven
terwijl ze er lucht van kregen
hoe uitputtend leven kan zijn
hield de wereld haar adem in
de uitgeholde tijd die tikte
de handen levend begraven
die zich daaraan vuil maken
woensdag 13 oktober 2010
Ik ben de waterman
zacht omgeven
water alleen
ik ben de waterman
vis in het water
haat harde grond
na waternood geboren
is geen zee me tehoog
zolang geen vaste grond
om te land te geraken
in nooit meer te zweven
ben ik als de dood
ik ben waterman af
als vissen geworpen
nooit meer zo straf
Ik liep door bomen
bewogen zich niet
de stilte heeft oren
z'n stem dat ben ik
er luistert een oog
dat beweging inziet
hier loopt een draad
door niemand gezien
dinsdag 12 oktober 2010
De zin van het bestaan
om er een einde aan te maken.
Het was zoek; dat punt.
Want laten we wel zijn,
wanneer was er voor het laatst
een punt gemaakt.
En werd daar toen een punt
van gemaakt. Geen punt.
Een puntenslijper aangeschaft;
mocht zelfs niet baten.
Bij het slijpen brak het
iets te vaak. Het mispunt
dat viel niet en daar was
geen punt mee te behalen.
De zin in het leven
dat is het punt; ja die ontbrak.
Wat bleef er na het niet
behaalde punt, gezakt voor eeuwig,
nog om voor te leven?
Zittend op een oogmerk
waterloten lopen leeg geknot
door schietwilgen gevlochten
langer zwiepen zwanen
er blindelings op los
een eikel slaat op hol
door een zelfbedachte gaai
er wordt een bladerdek omgetoverd
terwijl de eekhoorns staartwiekend
door mager gras
het blote paard bezien
komt tochtig de nachtvorst
het winterkoninkje tegen
ze zijn verlegen van elkaar
door het roodborstje te snappen
je ziet hiervan esdoornvleugels vliegen
wat niet ongekend is voor dit jaar
blijkt uit de nadere kaalheid
eindeloos veel schrale zon
onder de vermolmde olmen
spelen kinderen van de nacht
in een heksenkring hun overspel
wie dit wint verliest de tijd uit het oog
er rijpt immers een windbuil
gedachtenloos over het water
de wintergasten zijn gearriveerd
op de vooroeverse landen
die gisteren zijn bedacht
maar nergens toedienden
tot onverwacht een golf spaak liep
en zn nek brak op de dijkvoet
iedereen werd aangegrepen
door de kruinen te bestijgen
met woelmuizen bestrijden
die alles op de schop namen
er werd gefluisterd
dat de oorkonden kwamen
die opgewassen zijn
tegen wassend water
zolang er niet beknibbeld wordt
gaat alles vredig verder winterslapen
de worm paart zich aan de aarde
een mol biedt onverhoopt grondverzet
wie weet
komt daar wel weer een nieuwe lente van.
Herfstdip
of het tegenlicht dat tegenzit voor
de geurende bodem het ruikend riet
nasmeulende avonden in m'n gezicht
brandende horizonnen alles teloor
hier staat een mens die zich bezint
z'n houding ademt er door en door
hoe vast houvast vereeuwigt ziet
zonder banden wat zich herricht
raast de tijd vooruit op zijn gehoor
zondag 10 oktober 2010
Het pirindolprint
kwaakt in een bui van arglistig
neerslachtig krimpen
in de slippen van haar
schemerzones bedwelmt
van duister verlangen sterft
een huis uit van verslonden
angstdromen in drommen
verstomde goudviskommen
van vertekent reigerperspectief
uit bezien doodsverlangen
Tegenzitten
ik ben tegenzitten een staand feit
niemand kan mij helpen bij meezitten
daar zit ook niemand mee
bij tegenwerken
werk ik tegen
omdat niemand mee wil werken
zit ik tegen werk niet met meezitten
zaterdag 9 oktober 2010
Verderven
gemutste dromen in kopergeel
beslag van traag doorwaaide bomen
alles lacht steeds geler en dwaalt af
geen staak blijft onbesproken
blad voor blad komt naderend
einde is een mooi verschiet van stilte
doorbrekend zonlicht dat perslot
de boom van de gedachte
tot op het bot kaal legt spelend
door de kroongetuigen
van de schaduwsprekenden
zij die voor ons uit
de winterzang inblazen
verdord maar vrolijk
ritselend doodsbericht
vrijdag 8 oktober 2010
Huidig
dromend blader ik door oog
haren heen vandaar
dat vreemde licht
met in die geest 't verhaal
dat ongekend waar
mn tweeledig
bestaansrecht geeft
zolang leeft in één boek
gebonden tussen de regels
door mijn ik in mij uitgeleend
lees ik en beleef twee
werelden in zn geheel
Klimaat
beschermd in vangrail
zoek maar vast
de vrijstaande boom
weet van alles
van de blinde muur
zie het maffe
malse gras en
weet de kamelen
staan al bij Marum
het is bijna te laat
je kunt niet meer terug
alleen maar hard
vooruit 't is zuiver
zelfmoord de trefkans
met honderd veertig
is de zachtste dood
voor zover niet teveel
schroot je in de weg
ligt van wie je te vlug
af zijn geweest
in deze puinhoop
waaruit je wanhoop
opdoemt als een vrij
gewaarde kentekenplaat
Dat is alles
ik zou zo graag meer niet
dan wel zijn
zo nu en dan eens
niet zijn en dan weer wel
en dan weer niet wel
zijn om even er niet zijn
helaas is de onverbiddelijkheid
van zijn ik ben verplicht
in zijn en doe zo nu en dan
maar aan afwezig zijn
al is het maar om niet
te zijn teniet te zijn nietig zijn
zo bijna helemaal niets te zijn
gewoon maar eventjes niets
te zijn weggecijferd zijn
onontcijferbaar weg te zijn
geen getal kan tippen aan
mijn vreselijke niet zijn
geen rekening of tegenrekening
geen kengetal geen jaartal geen
burgerservicenummer geen
geldig of gedateerd of antigedateerd
bestand geen nul in iemands verstand
gewoon geen nul gewoonweg niets
weg gewoon uitdrukkingloos niets
dat is alles meer eventjes niet
ik zou zo graag meer niet
dan wel zijn
zo nu en dan eens
niet zijn en dan weer wel
zijn en dan weer niet wel
zijn om even er niet zijn
donderdag 7 oktober 2010
Voor als je't zeker weten wilt
bleek rond met zeker weten
even later was het middelpunt
in 't heelal al ver verleden en
alleen
in je gedachten waar
was het daar
dan ook maar gebleven want
diep daar in verzonken bleek
meer nog een troon met kroontje
te huizen die god verbood
daar op te stijgen
je nam er zelf plaats
met hem verstoten
zijn schepping ging met hem
verbannen mee naar de maan
jij verbleef
alleen
vreemd genoeg
met velen achter en
maakte je eigen beestenboel
waar niemand in wenste te wonen
in dit herrezen paradijs
waarin natuurlijk alles was
bestreden was je op je plaats begerenswaardig mens
met het einde der tijden
vervloog alles op papier
waar je eerst zijn woorden
aan toevertrouwde stond nu
een testament in rots gehouwen
omdat het je enige houvast bleek
toen alles verstomde en
alleen
de zon nog restte om rondom
verschroeide aarde horensdol
met water speelde
dat dan eens dan weer
boterzacht verdampte
op plaatsen waar je eens
zelf woonde dan weer teveel water
aan de lippen dan weer ijskoud
jou in de steek omdat je vergeten was
dat er geen olifant tot mammoet
kon overleven die het verhaaltje uitblies
daarom waarde zijn geest weereens
over het water waar toch genoeg van is
alleen
Ontbloedt
een vast vertrouwen hoog
verheven te bungelen aan een rots
wetende de smachtende afgrond
waarin alles te pletter valt
dat zich onuitputtelijk moe
van weten moe van zijn moe
gekrenkt verteerd van achterdocht
in de ondergrond het ravijn uitvreet
tot diep in een spelonk het wrakke lijf
zich uitstrekt in zijn ego zo gekwetst
door eigen toedoen het leven
voor wat het verbitterd rest
een kaal bestaan dat eenzaam is
verteerd in wrok waar eeuwen later
zelfs het skelet nog verkrampt
de haat uitzaait en uitstraalt
tot op het bot de wanden
van zijn haat volkrast
met onuitstaanbare levenstekens
die niemand om zich heen duldt
dinsdag 5 oktober 2010
Het mispunt
hoe laat ik was
de tijd verstreek
tot glad vergeten
alles wees uit
dat wijzer worden
uit de mode was
daar had hij een punt mee
verder zat het hem tegen
't zwakste punt was
juist dat ene punt waar
hij zeer verlegen mee was
De overgang
ligt op het bureau op het kantoor
komt voort uit de gelijkvormigheid
de vrouw die tezeer benauwd strak
maar ingeboezemd zonder inborst
de man in pak wat week wat later
bleek zijn zachte handen in manchet
beide uitgestoken leeg onzijdig
hun zitting plakt met groot gemak
aan de stoelgang maakt hun behoefte
gelijkvormig hoe zij verhoudt
tot de onthaarde man of gezamenlijk
zijn zij met zijn ontmande vrouw
geschoren voor elkaar
de beeldschermers in woorden daar
maandag 4 oktober 2010
Terwijl het nazomert
waar zij op ligt rust
een waakzaam oog
alles tolt gewoon
zoals het hoort
ploeg ik voort
tot slot gekeerd
ziet zij de stok
die aan mn voet
haar doet aanslaan
Niets van waarde beschrijft de werkelijkheid
Mijn huid is mijn huis
een ademende wand
muur van vertrouwen
Waarin ik leef geef ik
als onderpand
mezelf retour
De stof die mij omgeeft
dat ben ikzelf
nooit geweest
Aan mij kleeft niets
van deze waarschijnlijkheid
ik leef want
Niets van waarde
beschrijft mijn
werkelijkheid
Het enige wat rechts geldt
ik word uitgedrukt in geld
ik geld als geld
de tijd geldt
het werk geldt
ik tel dat geldt
ik sterf in geld
mijn schuld geldt
m'n overwaarde geldt
m'n levensverzekering geldt
de natuur geldt
niets geldt alleen geld
zondag 3 oktober 2010
De bleke omroeper
wier hart en ziel te hoop loopt
ziet met open ogen hoe zonderling
'n punt vervreemdt dat hij verkoopt
tot groot genoegen van de macht
die zich de stuipen op 't lijf lacht
Het woord dat wij breken
bloedstollende gedachten
kneet ik je woorden
tot lichaam
in ons zinsverband
uiteen
gedreven inbegrepen spelen
tongen het gehemelte af
weer samen
gesteld
op de huid gezeten
na verluid van wat
hier wordt beschreven
weet niemand van ons
af
Gevleugeld
gewoon een vlinderblad doorbladeren
je kunt de tijdgeest leren ervaren
in die geest een slakkengang zien zitten
je kunt je verwonden aan de doorn
of verwonderen aan de rode wond
je kunt als je wilt de lente zien vliegen
in spreeuwen die de herfst zien vliegen
je kunt de hoop putten uit stront
omdat die vlieg z'n oorsprong erin vond
je kunt sterven van de kou om jou
terwijl de armen bedelen om houvast
je kunt je behoeden voor een grote ramp
maar kamp niet in kramp van de gevolgen
je kunt ademen halen wat je wilt
desnoods uit ademnood met grote mond
je kunt wat je wilt verzinnen met wie je wilt
maar wie wil jou wil laten geschieden
maar je kunt ook het wel zien zitten met zon
gewoon je ogen zo nu en dan naar jezelf toe
Boek verslagen door de tijdgeest
vergankelijk vleselijk 't beeld
van de eeuwig ongenezelijke
de ongerijmde apotheker
op gehoest bloed en bodem
is er leven na't slachthuis
wie wil nadien nog leven
wie wil schrijven
wie wil lezen
wie wil dit mensenleven
later weten
kun je de reet van god nog slijten
in romanstijl of valt
er een musical
uit te werken
waar in anus mundi
bezongen uit 't ongerijmde
poëzie als bakermat
het kadaver
oorverdovend razend
vanuit het barak verlicht
de menselijke lampenkap
zijn as tot stof verdicht
om over te schrijven
wie dit alles weet
die is geweten
die wordt bezeten
zaterdag 2 oktober 2010
Geruisloos wiekt
nylondraad en welvaart raast
veelkleurig door haar strotten
hoofd nauwgezet fijnmazig
vissersgaren strikt haar vlerken
vervlochten groet spint zeekraal
tot een uitgebloeide herfstaster
daarin verslikt in slijk gezwikt
sterft de stormvogel aangespoeld
geen gebrek geen gezicht
haar kunstgebit verdicht vezels
tot ingewanden onverteerbaar
haar eigen doodskist waaruit
de geest rot in verstorven wind
Ter aarde
in de aaneenrijging van daden rondom
het naderend uur vertikt het
met vorstschade voorspelbaar uit
het essenloof komt schierlings een zwerm
gedachten overvliegen bij vlagen mist
hij die rijpt in naaktbevroren nachten
aan de schenen van 't blote paard
op schralend gras verloren aar
terwijl hij zijn gedachten in midweeks
waken over haar laat gaan
Erecties
kun je mij horen kraken
lig ik tollend in mijn nest
doe ik alles in de haast
'n schietgebed kom klaar
wakker in't donker terecht
alsof de wereld niet bestaat
waar ik te midden in sta
tot over mn nek blijkt achteraf
gewoon de nacht een onderdeel
van de goed gevatte slaap
een natte plek een stijve nek
wat meer ongemakkelijk ook gezegd
komt alles steeds weer hierop neer
dat op een matras waar uit gelegd
een droom bozer nog
ten kwader trouw
mijn leven schetst
vrijdag 1 oktober 2010
Uiteindelijk
het toch nog om
op te bouwen
dat ik bijverschijnsel
als studiebol rechtovereind
achterblijf in dit vergankelijk lijf
Alles lijkt op orde
spoken blijken overbodig
men stemt gerust nog
op elkaar
alles schijnt op orde
zelfs de zon op dit moment
het oogt tevreden op 't beton
de tijddoden wordt haast
een gewoonte
wat
amechtig jagend een bijna
achterhaalde vraag
alles lijkt op orde
al was dat maar
waar
't eeuwig digitale tijdperk bestek
dat u kunt blijven slapen
terwijl de tijd verstrijkt
in zacht geblokte cijfers
waarin u geen verschil
meer weet in belijningen
van de klok die niet wijst
u leest half negen en vreest
dat de verstreken tijd
niets meer is dan acht slaan
op het volgende getal
twee poten ontbreken
ter linkerzijde met rechts
daarvan de uitgesproken nul
die bijna volmaakt acht slaat
maar dan zonder tussenkomst
van de gespletenheid
die de waarachtigheid
gade slaat
Vrije tijdsverblijven
tussenruimten in de tijd
in de geest van
een spanne tijd
afgemeten ruimte
zoals in de geest van
leven zonder kanttekenen
overleven met velen van velen
in de geest van
van verveelden van legen
van tijdgeesten van wanen
in de geest