donderdag 31 maart 2011
De man die het echt niet meer zag zitten
Hij was overtuigd, maar was het in het echt niet.
De gedachte was wezenlijk, maar in wezen was het niets.
Hij hield het niet uit, met uithouden wel te verstaan.
Hoe het ook hoorde, het hoorde toch ook niet zo.
Er kwam iemand bij die het zeker wist, maar van weten het minst.
Zo ontstond een verhaallijn, al was het verhaal daarin ver te zoeken.
Het begon zo, even iets later.
Iets dat zich in gedachten elders afspeelt.
Waardoor voor- en achterwaarts kijken
verbonden wordt, louter vanwege de beweging.
-
R
(De afweging is de auto, als fregat in de tijd; je gijzelt en die je over de verplaatste afstand vervoert, en al je gedachten bezit die je bezighouden onderweg. Tot dat je arriveert en gelijk als bij het verlaten van een droom het portiek dichtgooit dat je herinnering daarin grotendeels vervat achterlaat.)
"het vernauwde leven".
Mensen die het niet zien zitten
Hij bestierde man en paard rondom zijn havezaat
woensdag 30 maart 2011
De man die alles in zich had
hij zichzelf niets noch uit zichzelf iets
om weg te geven anders dan een vel vol
uitgeschreven werkelijkheden
daarin zoals verwacht
een bloedmooie baan
waarin van alles stroomde
zelf het vlees dat aan hem kleefde
leek verdacht veel opdat
van ieder levend wezen
zo had hij zichzelf ook
bedacht een hersenpan
waarin hij van alles klaar
stoomde uitgekookt als hij was
bezat hij zelfs een skelet
een geraamte waar hij zelf mee zat
waarmee, nee waarin, zoveel was zeker,
hij zich in niets meer onderscheidde
van zijne hoog bevlogenheid
die hem in de kiem nog eerder
smoorde toen hij nog het leven had
maar zoals alles hier vergaat
zichzelf de baas was
met wat hij toonde
een ander mens
zoals het hoorde
een ongenaakbare vergelijkenis
waarin zij beide woonden
de een die rap vergeten was
de ander voor in de eeuwigheid
geprezen in de onzin
die hij levenslang was
overdacht had
ja zo is leven
meer dan zat
------
Zo is het leven hoe hard
men ook zichzelf bedacht
rest niets dan stoffelijk
bot gesteld niet uit as
al eerder weder gekeerd
om de baas te zijn in overleven
hijzelf is aan z'n framework overleden
R
Wadkant
Wij leiden ons bestaan
dat nooit in de bek gekeken
stil verheven aan de horizon
te dansen op het voorjaar
maakt de zon tot vreugde
vuur met tegenlicht daarin
valt zoveel samen op
een dijklichaam een hart
dat overslaand de maat
houdt niets ons tegen
te bezien dat in dit rijk
bestaan van kijken telt
dinsdag 29 maart 2011
Wad
maar meer ook niet
je typt wat in
een handheld
terwijl beneden peil
het uit de hand loopt
de zeespiegel rijst
daalt de onwaarschijnlijkheid
komt de zeehond aanzetten
met de dood stuk wrakhout
't rot zo'n schaap ook
waar uitstekend de ribben
wegwijs maken hoe'n
beschoren lot vergaat
naast een blik uit een hol
oogkas dat heel wat
uitgevreten heeft
de zon brandt op
het dorre gras verder
met terloops zeekraal
ze liggen wat te rotzooien
op de kwelders op het wad
in overtrokken zin
zijn er ganzenveren
uit de lucht gegrepen
verbluffend stil
ervaar je 't gesnater
in de frisse wind
die zich aandient
zelf bevlogenheid
doet zich gelden
tuur je naar de horizon
om deze reden je er iets inziet
desnoods te stoppen
of anderszins verbazen
hoe dood tij klinkt
uit nieuwsgierigheid
keer je het tweede karkas
dat door de wol geverfd
toch misschien wat leven
laat zien wat uitgevreten is
alsof een diesel optrekt
zwermt de wolk gevederden
van willekeurig dier naamloos
heen en wederom de zon
wij weten ons geen dagenraad
met niets meer om ons heen
dan de zeewind daarin
bevindt zich ook het kind
dat in ons zit te turen
naar de scheppingsdrift
R
Blacklight
dat leverde een zonsverduistering
die niet vanzelf meer uitging
ook de maan deed mee en stal de show
met langer dan normaal nieuwe maan te schijnen
de vogels, langer op stok en ook van slag
lieten het er ook maar bij zitten met zingen
de ochtend brak niet aan dus bleef doodstil
de nacht wist niet van ophouden vandaag
men had dan ook geen verklaring
zonsverduistering deed niet ter zake
want dan was er iets aan vooraf gegaan
zoals een maan die voor de zon gaat staan
maar geen van beide schenen te schijnen
beide waren naar de maan, een zonnesteek
of beide gelijktijdig de verklaring bleef steken
het was inmiddels ver voorbij zonsopgang
geen hand voor ogen taalde erna om te verdwijnen
ook koppen in het zand bleven steken in volslagen
blind te staren in het zwarte gat
dat iedereen voor zich zag
er was zelfs geen verbeelding nodig
om een verlichtend moment in te zien
ook daar zag niemand dus nog een gat in
......
maandag 28 maart 2011
De afgetuigde man
De wegen die hij droomde, waren overtuigend afgedaan. Hij was niet
tot zichzelf in staat. Laat staan dat hij nog stil stond bij het verder weg
-gaan. Talrijk waren wapenfeiten maar meer toch temeer neergeslagen
of afgeslagen richtingen die hij onderweg trof. Geleerd als hij te kiezen
voor het smalle pad terwijl de brede weg niet in weg kon zitten
waar hij meezat. Zo alles al afgetuigd gelijk een paard dat zijnsleer
niet meer opgezadeld was, was hij verlicht de kroon afstak tegen
de fel getinte hemelse vergezichten die hij uiteindelijk trof waar
ze waren achter gelaten zoals hij de ondergang trof
in de bezonken zon weerspiegelend in de grote plas
zoet maar zeker uitgestrekt was alles in schaduwen gedompeld
met enig beweging die hij nog in zich had verliep
alles tergend langzaam
hij haalde nogeens opgelucht adem
waar hij het eerder
uitgeblazen had achter gelaten
dat bespaarde hem
een aanzienlijke ademtocht
die hij eerder schouderophalend
had afgelopen voor hij het lastig genoeg had
afgelegd tegen de voortrazende taalstrijd
die in hem woedde, voortrazend als altijd eerder.
Voort woedde.
-
R
zondag 27 maart 2011
Dorpsbelang
de eerste tekenen van leven
hebben het weer
van de ondergang gered
een slepende kwestie loste vanzelfsprekend weer op
aandacht werd over en weergegeven
toen iemand het weer voorspelde
dat dit allemaal zo in ons zit
valt niemand tegen
het oude glas dat zo stroperig
de eeuwigheid sinds achttienhonderd
nogwat uitstekend weergeeft
laat onverlet de bezigheden
die iedereen eraan geeft
de tijd weer leven
die daarin de vensters breed is ingezet
stopverf ooit knedig nu uitgehard weerbarstig
is schaar in deze dagen
waar weinig nog in lijnzaad
uitgeperst benutting heeft om
ambachtelijk van te leven
waar je de soepelheid van mist.
-
R
zaterdag 26 maart 2011
De man die geen schoenmaat meer paste
daar hield hij ook van en dat was behoorlijk onbezonnen
de benen daarvan hield hij uitgesproken nog het meest
was hij dagen achteraan gelopen in de stinkholen van het bestaan
daar werd kolkend heet muziek genoten
toonsoorten en toonaarden kleurden klankrijken
er waren nogal wat kaardenbollen tussen de gulden roeden
die lustig bezocht werden door aard-& akker-hommels bezig
hij kon bestaan nachtenlang zo bitterkoud in deze late lentes
dat de wereld in alle schoonheid daar lijkbleek bij werd
maar gaande weg rijpte alle ijs weer af
tot dauwdroppels in de ochtendnevel
die zon toch hoe die weer uitkomst bood
om onbevangen door te gaan met stralen
er was immers geen jeugdzonde opgewassen
tegen schoonheid van het ontdooien uit een nachtmerrie
waarin hij zich toonde
naast de uitgestrektheid van de leegte
die te hoop liep om hem heen
er was zoveel al met voeten getreden
weegbree breed lagen de sporen uitgespreid
met vreemd genoeg nog maagdenpalm te genieten viel
terwijl het maarts viooltje aardig hemels blauw doorklonk
zoeken was geen optie in het vinden
wat nooit verloren was gegaan
maar domweg hem in de weg zat
met er eeuwig in te blijven staan
zoals hij weer gegeven zag tapijtjes vergankelijk speenkruid
dat onverstoorbaar verdwijnt als alles
uitgebloeid uit het heden vervaagd
door vertrapte brandnetelsporen leidde het pad
doorgaans naar een golfplaatstalen barak
een verlaten wrak uit woelige baren ontsnapt
toen staal nog met de hand gebroken werd en
iedereen daar voor hete vuren stond te smeden
maar nu schouwen vol gedoofde vuren met versufte aanbeelden
die er verslagen bij stonden te dromen
een man veel ouder met veel vel over been
had zijn eigen verhaal daarbij verzonnen
waar hij nog jeugdig toen genoot van teunisbloemen
omdat toen al naar het scheen die planten niet zo strikt genomen zijn
dat kon je in de avonden aanschouwen
wanneer vreemde vlinders op hem afkwamen
onderwijl dat hij verdwaald de sterrenhemellichamen telde
die geheel ontkleed op dit brakend oud vergaan maar bekend terrein
een levensliedje zongen dat verdacht veel leek
wat hij eerder van de molenaar had vernomen
die geesten toverende zo poederwit uitgeslagen
dat het meelwormen gelijk menig mens tot het hiernamaals
doordrong weg vanuit dit bestaan naast uitgeblaasde rietsigaren
die de loef afstaken tegen al deze menselijkheden
er waren vreugdevuren aangesticht in olievaten
waaruit overalls staken gedrenkt in een morsig bestaan
toen veel later de vuren doofden het was daags na dit bestaan
bleek dat de overledenen die hij kind nog naar zijn eer en geweten
eerder nog waarnam als dansende wintermuggen
op de vlijmscherpe grenzen van de schaduwrijken
waar de zon geen vat op had
iemand had hem die nacht de das om gedaan
waardoor de nek uitsteken beter leek te gaan
hij had zijn jeugdkleed afgedaan en dreigde kou te vatten
onbezonnen in dit licht stond de kunstenaar
in de verlaten westhavens op drijfzand
uit te krammen dat er blauwborsten waren en
een roerdomp die onaangeroerd de boel opnamen
omdat vluchten geen opties was immers alles
leek al een verloren strijd met oprukkende grondeigenaren
die de bodem besloegen met hun holle karkassen
waaruit geen ontsnappen mogelijk bleek voor de volgende generatie
waar ook hij toe behoorde en deel uitmaakte rotsen
uitgeblust bestaansrecht vol van waardeloosheden
de terugtocht door de rietlanden waar over zoveel te doen was
bleek achteraf een gevaarlijke tocht hij kon niet loskomen
van de speelgrond waarin hij vastgezogen stond te staren
naar een bulldozer met zo'n gozer daarin die de wereld wel aankon
met alles in opdracht tegen betaling op de schop te nemen
wat waardevol leek metname de nietszeggenden leden
daar onder nu hun onderkomen verloren ging in grondverzet
de hoop werd opgenomen waar geen redden meer aan was
hoe alles er wanhopig verloren bij stond weggesloopt
uit onschuldige dromen van de eenvoud
die moest worden in geruild op de schop genomen
hij herinnerende zich nog kloostertuinen
aan een overzijde van de stad
waar bloesembomen iedere voorjaar vreugdevol tooiden
tot het kapitaal daar lucht van kreeg en alles ontruimde
dat op weemoed leek dat manhaftig diende
te worden bestreden op de zuidas van het kwaad
met het ten einde lopen van zijn jeugd
in schaarste goed naast de bebouwde kommen
in plasdraspoldergewassen land werd hij gewaar
dat ie buiten zijn schoenen waarde
met alles wat hij aan het lot achterliet
om er nooit meer op terug te komen
anders dan op een desolaat moment
dat zo nu en dan wat onbezonnen uitbrak
toen geen schoen meer paste
waarmee op z'n gemak hij eerder de tijd versleet
met niets ter zake doende feiten
verdrongen in verwarrende omstandigheden.
.....
R
Kraai het haasje
Rondom overdreven veel speenkruid waar de akkers in dreven.
Op het geploegde land was het haasje jagen al gestaakt.
Al dachten de haantjes kraaien daar anders over.
De stamper vloog in 't rond om de kraaien van't lijf te houden.
Lepus scheen ook wat bleek en keek wat leep
zoals hij afstak tegen de kraaien
waar hij tegen op keek en tegen te keer ging
op de koude grond. Het gevogelte schoot dan ook
telkens naar omhoog wanneer, hij uit zijn leger,
naar ze uitviel terwijl zij wegvlogen over de klei.
Gelijk kleiduiven schoten zij zwart voor ogen weg.
vrijdag 25 maart 2011
De man met niets om het lijf
met wat hij in zich had
of zelfs maar bezat
gewoonteweg wat boeken
om zich heen om uit te leven
of erger nog om weg te geven
zo uitgelezen als hij was
uit zichzelf en hoe hij las
bleek zelfs het minste
minder nog dan het geringste
niets om het lijf met zien
hoe uitgekeken ook misschien
woensdag 23 maart 2011
Opschaaldieren
bleef oppervlakkig steken
op de net gelakte deur
de onopvallende kleur
die hem stoorde stak schril af
met de toegang welk het verschafte
naar wat de mug wel stak
een tuin met water fontein
voor nageslacht maar zo hij te min
de wereld achtte in zijn hoog bevlogenheid
stierf hij als voldongen feit met niemand die van hem een olifant
maakte maar slechts een tijdelijk
vuile vlek waar de deur met toedoen
zich nog even tegen aan bemoeide
door net te doen alsof het er niet toedoet
om nietig te zijn in groter lijken
terwijl de wind en regen met wat zon zijn aanzien weer verfriste tot
een poortje van gelijk wat er uiteraard toedoet.
R
dinsdag 22 maart 2011
De man die de lente verzon*
en is daarvoor naar de doehetzelver getogen
die had ingeblikt nog wel wat op het schap
dat kon er wel mee door
tegen enige vergoeding dan wel er tegen op
om een likje te doen wat het wel kon gebruiken
was een kwast en dat behoorde daar dan ook bij
die moest er zeker weten voor wat streken bij verstrekt worden
hij was dan ook wel opgetogen met wat ingeblikt groen
dan zou de wereld zich wel veel beter tonen
hij schilderde zich een werkelijkheid
die in zijn dromen al begonnen was
zo voorjaar uit te beelden was
wat men wel schildersverdriet noemde
maar had daar juist niets mee vandoen zo
zag hij het in zijn stoutste dromen niet
want achter het huis daar stond een takken bos
die al maanden lang een lakje nodig had
vanuit zichzelf de werkelijkheid niet kon kleuren
maar wel vanzelf spreken alles in verloren was
hoe kon het dan ook gebeuren
hoe had dat ooit zo kunnen gebeuren
hoe was dat ooit zo gebeurd
dat al bladerend door dor en dode rot
er geen leven te bekennen was
dat nog van kleur wou verschieten
desnoods zich groen en geel wou ergeren
of spontaan ontsprong aan wilde gedachten
er waren eerder vrouwen zat die zaten te wachten
in het groen met de prangende vraag
of hij het nog wel wou doen
toen was hij er wat verlegen mee
om nog zo groen het in het wilde weg te doen
aan groen ontbrak het dan ook niet
alles leek in die dagen maagdelijk groen
maar dat was toen
nu was nu wat er ontbeerde groen
hij liep met blikken vol
hoopgevend groen
te hoop door zoveel bomen
het bos was nauwelijks bekoorlijk
rare staken schaduwen en vocht
dat strijdlustig te keer ging met het mos
je kon er bijna geen vat op krijgen
hoe hoog bevlogen goed groen het zou doen
hij had eerder al
voor de aanschaf uit van blikken groen
zich beraden over groen
daar had hij al heel wat sterke staaltjes
kleurverschieten gezien
en voor de keuze viel
op het meest natuurlijk groen
dat uiteraard de keuze verloopt
met het vele bomen over groen
bij voorkeur dus geen rijtuig groen
dat had al zoveel op z'n geweten
het had niet veel gescheeld
of de wereld was er tevol van geweest
dus bijvoorkeur lommergroen
dat lui bungelend uit de bladeren
met lichtharpen het bos bespeelt
of woud groen voor om de hoek
waar alles nog groot en onbedorven leek
of bosgroen voor het pesthoekje hier om de hoek
desnoods voor op de takkenbos
dat zich daarmee wel aardig
lentelicht zou tooien in de plooien van het land
hij had besloten alvorens te besluiten
de cetabever te raadplegen
die had immers in het verleden
al zoveel met bomen uitgevreten
wat toen toch wel afschuwelijk was
bosjes vielen bij de vleet
dus hij was nu welbewust
te raapplegen geweest
in het conserveren
ook nam hij zich voor
om wijzonol te raadplegen
zij rotzooide eerder wat
achter gesloten deuren
met voet bij stuk houden
dat voor het luiden uit
men de kerk uit moest
zij wist verschrikkelijk veel
over rottigheid in bedompte uithoekjes
over overspel spelen met banvloeken
uit spreken over verfsystemen
die anders van kleur bleken
er was nog iemand die veel wist
hij kwam uit sikkens, een geit
die er wel kaas van had gegeten
veel had hij er te grazen genomen
dat wel doorgaans jong en mals
meisjes bijna in het gras
zo sprietjes dun uit de grazige wei
hij nam het er dan ook in zijn lente goed van
hij had veel genoten van schoon genoeg
groen voor hij
door zijn eigen vuiligheid
alles bedrief
moest verkassen naar een andere onbedorven plek
maar hij is rein geworden zo opgehokt
bekeerd van zijn milieudelict
wist hij nu wel hoe groen
het allemaal moet lijken
om niet weg hoeven kijken van het aarden rijk
hij herinnerde zich vagelijk nog histor
de baantjesjager die was butler bij de woudreuzen
hij had ze uiteindelijk klein gekregen
tijdens een opstand waarin ze hem met veel loof
de loef afstaken met te vaak in hun schaduw staan
sindsdien, nadat ze allemaal tot kozijn vermalen
uitzicht boden aan een dode stad of door een mallotige Waterstaat
tot kant noch wal dienden vertimmerd aan de waterkant
is hij sterk uitgedrukt een bikkelhard pantser geworden
met het vele vellen had hij al rap
een spiermassa gekregen voor de grap
omdat dat zo stoer stond achteraf
door de geleverde inspanning bij het platleggen
van dit woud der verwachtingen naar een natuurlijk toekomstbeeld
wat hij naar de bliksem had geholpen tijdens een donderslag
bij heldere hemel toen de mensheid nog alles op aarde bezat
had hij de brui gegeven aan het doorzagen van een oud verhaal
dat niets meer restte wat ooit natuurlijk was
is hij verder door het leven gegaan
aangenaam rambo de tijdduurzaamste Beitser
houtverduurzamer in ander verband zijn voormalige broodheren
maar histor was verloren slechts oplosmiddel
en had voor hem geen advies dan een houtje af te bijten
wat hem dwars zat en stak dat door geen enkele boom hij nog bos zag
omwille van de lak een vernislaagje van moderniteiten
die hij er al rottend als broodwinning met verve had overgehouden
voor dat kunststof zijn werk af nam
een paar anderen, velen was hij al vergeten
heeft hij niet bezocht
het kwam altijd op hetzelfde neer
wat ooit was zal nooit meer komen
groen is elders altijd beter te verkopen
dan bij jezelf hier om de hoek
vandaar ook dat hij met eenvoudig
plantaardig groen het lommerrijk kon bestoken
met wat hij had aangeschaft
dat was natuurlijk natuurverf
aquamarijn was ook zo een schat
die haar borstels wel met hem
welwillend wilde kuisen
na gedane klus hij was verguld
de boel raakt er van opgeknapt
de knoppen staan te barsten
van de tinten die hij verzon
in het vroege ochtendgloren
van de aangebroken dag
een die met lengte zich al onderscheidde
van de omliggende korte dagen
alles droogte en werd groen
de verzonnen zondag kon beginnen
neen ving aan met volopzon
het popelen was er dan ook naar
peppels barsten welhaast uit alle voegen
en naden kleur verschietend groen
welwillende wilgen maakten er een potje van
door zelfs katjes te behangen
met sliertjes sierlijk groen
zomereiken die nog wintereiken lijken
steeds meer blossig en met toefjes opgedost
op elkaar zo pal naast beuken die zich lieflijker
geelgroen lieten dossen
waren in de knopjes
met al dit woudgroen
ruwe berken treurde minder stemden zich milder
met zachte zijde die verbasterde met kleurbekennen
de eenstijlige meidoorn dacht dat het al lente was
met miljoenen slakropjes kwam zij op de proppen
smakelijk opdat het welhaast stijlloos tweestijlig leek
de elzen verzonnen roder gloed
zij waren immers van de elzenpropjes
al dan niet behept met elzenvlag wat trager
in het kleurbekennen net als Essen staken
de draak en zij elkander naar de kroon
met vanuit de smompigheid eerder wat te rommelen
met purperachtige streken maar uit eindelijk
kwam het er toch groener van
de man is opgetogen
over zijn verzonnen lentedag
naar huis getogen met een verhaal
dat hier nu juist voor hem werd uigeschreven
hij is ook uitgeschreven trouwens
blijven dromen zo is het ook gekomen
dat zo nu en dan zeg ieder jaar
hij zijn droom bewaarheid ziet
door vele ogen
die anders domweg vergeten
hoe groen het leven tochwel is
dat iedereen omgeeft
maar toch wel sprookjesachtig bleef
al was het maar voor even
wanneer men stil zit in het verzonnen
dat alleen maar lukt met niets
doen om te laten
wat vanzelfsprekend gaat
genieten.
----
*Uiteraard berust ieder vergelijking met bestaande personen of producten op louter toeval. Er kunnen geen rechten ontleend worden, noch de steller aansprakelijk gesteld worden op enige uit dit epistel voortvloeiend leedvermaak of anderszins ontstaan vertier.
De grootsheid
kan de oceaan gewag worden van de druppel
wanneer ik verdrink in mijn gedachten
is de oceaan daartoe in staat
wanneer ik zwem in dromen is de druppel een wereld gelijk
met erin kijken verklein ik de werkelijkheid
bij het ontwaken ervaar ik beide
het herinneren heeft van de oceaan een druppel gemaakt in de fraktie
tijd
alles is ooit druppelgewijs
alles is eens de oceaan gelijk
R
maandag 21 maart 2011
Droom
nee sterker nog een lichaam dat mij omvat
ik kon zowaar helpe mij god erin en uit
nee maar een droomlichaam dat ik bezat
ik kon er lezen mee en schrijven voluit
geen geluid was mij om het even hard
ik kon zowaar m'n binnenste buiten bevatten
Menigeen was ik en zo voldongen hart
dat alles klopte met wat ik in mij had
meestetijds deed ik alles wat werd verwacht
tot op een dag ik weer ontwaakte in droom
waaruit ik lichaamloos voort kwam
ik was mezelf zat of zat met mezelf wat
verlegen om wat ik niet meer in me had
vervlogen kwam het dichtste bij mij
ik was niet meer wie ik was
hoewel ik wist wie ik ooit was
was ik niet meer die ik bezat
ik was niet meer
dan dat ik ooit
van mezelf geweten had
ik was gewoon mezelf vergeten
die ik om mij had en in mij had
een lichaam dat ik niet bezat
of erger nog ook nooit bezeten had
zo kwam ik uit mijn droom terug
als mens die eigenlijk in zichzelf
totaal vergeten was
zondag 20 maart 2011
Voorwonderlijk
Zo eenzaam toch die wolk
van een gedachte die mij bevat
ik zat dan ook genoegzaam
het grijsgroen te bewonderen
van bijna ontloken look
dat me de das omdeed met lijken
op het dalkruid de leliën
waarnaar ik toen uitkeek
met voet bij stuk houden
hoe het voorjaar bleek
uit luttele krokussen
waarop zachtsussend hommels
uit de grond van het hart
neerstreken begraven in de bodems
van safraan rondom kelkbladeren
hun zwart gebandeerde lijven
geheel bestoven weer met gemak
verder vlogen mij het nakijken lieten
in verwondering hoe zo'n gewicht
op de wieken verder vliegt
er was genoeg met er toedoen
ik had het ook niet te doen met overleven
zoveel overdreven zon beschenen plekken
je kon het blauw zien weerkaatsen
van de lege hemel
waar alleen de zon bij afstak
niemand die zich nog verveelde op z'n gemak
luieren bleek gewoon bruinen
met wat lente kriebels op zak
om ijsjes van te kopen
niets deed er nog minder toe
alles was zoals het hoorde licht
zo hier en daar brak nog een tuinder door
de geluidsbarrière met een kettingzaag
die afgezaagd de kale stam van takken ontdaan
als boom velde tot er niets
meer van overeind stond aan het einde van die dag
deze felbegeerde in het oogspringende dag
waarop iedereen zolang had zitten wachten
maar nu eindelijk eens doorbrak door verblindend
grijsgroen dat hier oogstrelend maar verwarrend
fraai gedicht de bodem tuitend tooide
op de glooiingen van het taluut
geen look zonder look als lelietjes
der dalen maar wat gelukkig toch
nog geurend in 't doorwaden daslook bleek
gewoon geen weet hebben
ben er zelf van overtuigt
wat ruwaderig van binnen
bij gebleven dat leven
zich alleen maar van buiten
toont met domweg ademloos doorleven
in het belangeloos vergeten
maakt de werkelijk zo schoon
in weten dat vergankelijkheid
doorleeft
tot in m'n onvertakte nerven
van het onbeschreven blad
ontluiken tot bederven
-een mens zou daarbij vergeleken
éénzaadlobbig moeten zijn
in plaats van zo gespleten
halfslachtig leven
gedeeld in tweeën
Het ontstaansproces van open plekken
geen lettergreep er van begrepen
van iedere zin ontbloot bestaan
opzoek naar die ene adempauze
desnoods een komma of dubbele punt
maar geenszins al de voldongen leegte
die omgeven door de schrijfwijzen
met hun eeuwige belezenheid
waarmee beleden toch hoe zeer
met pijn in de lede ogen smart
het woord tot steen verhard
gebakken licht als woordenschat
slechts voor misdeelden te verstaan
die door scholing afgericht het zichtop
iederander leesteken uit 't oog verliezen
(die eeuwige leegte tussen de regels lezend
die de pauzes inlassen van heerlijke nietszeggendheid)
zaterdag 19 maart 2011
Diep drongen
in het diep doordrongen blauw
stond de goed gezonde maan
de stand van zaken rondom de aard
te bewonderen zoals dat gaat
er stond een bevinkje bij te wachten
want de wereld deed zo raar
schuddend op haar vesten
leek hetwel bij mekaar
een samen geraapt zooitje
deeltjes in een spanningsveldje daar
er werd zo driftig uitgewisseld
dat het wel radioactief leek
door slechts een verzakkinkje
van moederaarde (dat is toch niet zo raar)
kwam de boel daar aan het rollen
onbezonnen welhaast
Toen de zon wat dagen later
op de proppen kwam
scheen zij wel te weten hoe dat kwam
dat zo kernachtig daar beneden
in het daglicht van haar
de mensheid ietwat vergankelijker leek
ze deden ook zo naar
hadden last van stralinkjes die haar
zo sierde maar ontsierlijker daar
het over grote deel van het land
van de rijzende zon ten onder liet gaan
aan energieën waar juist zij zo warm voor liep
en de wereld voor niets een loopje liet lopen
ze hadden immers eerder altijd zo goed voor elkaar
dat de volle maan het niet begrepen had
daar had de zon zo goed beschenen
geen moeite mee
als lichtend voorbeeld
hoe voor niets zij op komt
zelfs in deze duisternis
haar licht kon laten schijnen
zijnde een koud kunstje
nam iedereen voor kennisgeving aan
was te eenvoudig om onopgewekt
te laten lopen
daar is men mee aan de haal gegaan
onbegrijpelijk hoe onbegrepen toch
de boel daar uit de hand kon lopen
terwijl zij als zon zo licht en klaar
als een klontje het voor de
mensheid klaar had staan om opgewekt
door haar haar warmte uit het
zelfde vaatje tappend een mensheid
lang zonder schadelijke gevolgen
kon laten begaan
en dat nu juist haar lichtend voorbeeld
van een rijzende zon zo onbezonnen
ten onder moet gaan aan deze
door hen zelf geschapen zondeval
in het licht van haar volle maan
daar kon zij geen goed licht meer over
laten schijnen zo verzuchtte zij.
R
Wij zijn eral wel rijp voor
maar het rijpt al weer na afharden
de nucleaire winter gaf wel wat
uitval, ook van haar, maar wij
komen daar wel mee klaar
de russen lopen alweer volop
voorop met in de kerngedachte
energieplants als zoete broodjes
te verkopen aan nooddruftigen
regeringslijders met een januskop
maar zoals gesteld, het dooit
na zoveel doden komt het leven
weer tot leven zolang je doem
scenario's maar wist
desnoods uit je gedachtegangen
het is een nieuwe lente
dus een nieuw geluid
met een boodschap
als kerngedachte
help de vooruitgang flink achteruit
want we zijn er klaar voor en helemaal
klaar mee
om telkens stil te moeten staan
bij rampen
die alleen een ander maar aan gaan
gelukkig gaan we naar de knoppen
die ontluiken altijd wel
ook wanneer niemand je kan vertellen
hoewel het er met hun
schoonheid voorstaat
al zal de zijde draad
waar zoveel leven van afhangt
de spin een zorg zijn
wanneer er dadelijk
een heerlijk galgenmaaltje
gemier weer aankleeft
dat haar een zorg minder
toch weer kroost geeft
een hele troost
vrijdag 18 maart 2011
Nachtkaars
Een laatste ademtocht de vlam uitblaast
Eindelijk in dromen de geest uitlaat
Ongebonden vrijwel onbezonnen
Het leven laat voor wat het is en achterlaat
Komt de zwaartekracht van al die onzin
Eindelijk los van waar het omdraait
Bemerk je hoe de eenvoud voor het verkeerde staat
Maak je een optelsom van aflaten die schuldenlast
Die ongemerkt van de schouders glijdt
Tot gewichtloosheid parten speelt
Je een windvaan eeuwig leven lijkt
Omdat je altijd al een windbuil leek
Is de werkelijkheid een droom
waarin je graag terug keert
.
donderdag 17 maart 2011
Uitgeleefd
om te leven voor de dood
met tralien omgeven
hang naar groei doorstaan
is zeker niet vanzelf
sprekend in het aanzien
een kruisweg waaraan
gebonden tijd verhangt
bungelend in het verschiet
zien de knoppen het verdriet
van het einde zweven
in een klare voorjaarslucht breekt
al doorniger getooid de strijd
om het bestaan voor zover
de toorn van zon de maan
hier overdag laat schijnen
blijkt de dichter al vergaan

Je bent immers altijd maar één hartslag
verwijderd van stilstaan
waar het allemaal op uitdraait
alles het gevaar is uitgestraald
iedereen weer zwaar opgeladen
verder uitleeft op uitgeteerde gronden
van het ooit zo veelbetekenende
bestaansrecht wat een schepping was
van hemel op aarde
maar bij het licht uitdraaien
de hel op aarde bleek.
)
woensdag 16 maart 2011
Ben wat uit het oog verloren
was wat aan het zieletogen
onverstoord met wat iemand vond
heb nog weleens overwogen
maakte mezelf ook wel wijs
hoe bedrogen je om kon toveren
met de kleuren zien in grijs
kon ik ijs maar laten dooien
water kneden tot een plant
ik zou eeuwig willen leven
maar zonder meer valt niets te rooien
valt er niets meer te vergeven
komt zelfs het tere weefsel los
haal je bakzeil om het even
week je verder ben je de klos
onomwonden ben ik voor ingenomen
het lot dat schikt in vele dromen
wakkert alleen maar mij daarin aan
om te beseffen moet je daar voorstaan
wat er rest is uit het oog verloren
en wat is komt alles daarmee verstoren
hoor ik nooit eens hoe voldongen klinkt
terwijl er zoveel verloren wegzinkt
in herinneringen die nooit vergaan.
dinsdag 15 maart 2011
Wie doet er nog een duit in 't zakje
wat ook veelal als titel wordt gelezen uit een mailbericht
komt er nieuw leven in geslopen wanneer je dit gedicht
anders leest dan aangedikt en wat scherp
de woorden andere zinssneden bevatten
dan die te lezen vallen zo vol van ratten
uit zijn verband gerukte tot vuile vallen
gericht op strikken en alles laten vergallen
van zij, ik zei het reeds, die niets begrijpen
maar er gewoon stiekem tussen uitknijpen
maandag 14 maart 2011
Zinvergeving*
maar niet kon wonen in een schilderachtig landschap
per definitie niet, sprak hij
in kanttekeningen
is dat godsonmogelijk, toch
hield de schrijver voet bij stuk en
is daarbij gebleven
dat geen zin in 't leven
woordloos wordt beschreven.
---
*T.L.
Morgenstond
en haar gang
de aard daarvan
mijn schaduwen
bij stilstaan
in 't ochtendklaren
het was gezond en is
van warmte omgeven
R
Innerlijk verband
kijkt opgeruimd in 't rond. Het is in orde.
Ik ben niet thuis en ben vertrokken,
omdat rondom mij ik niets meer trof,
dat met mij van doen heeft; van waar uit ik woon.
Er is niets meer dat mij weerspiegelt, niets
dat mij omgeeft. Waar ik nog aan voorbij ga,
zijn muren van het bestaan vensters grijs
uitgevuld voorgeschreven tegen het verstaan.
Het gadeslaan tikt zachtjes maar hoorbaar; doorgaan
druipt geruisloos af in poelen van vergetelheid.
zaterdag 12 maart 2011
Het gaan
het allerbinnenste zich naar buiten keert
wat buiten is naar binnen dringt
en alles te hoop loopt met de spot
van wat te kijkgezet nog klopt
dan is de tijd die stopt met overslaan
te adembenemend om nog bij stil te staan
iedereen voor zijn beurt voor anderen gaat.
R
vrijdag 11 maart 2011
Moestuincomplex
een huid als een huis
de kunststof bekleding
rondom de koffie en een
fontein van verlangen
naar bruisend buitenleven
loopt de jeugdzonde
flanerend te koop
onder mij langs
terwijl een infuse
mij hand doorboort
genageld aan dit rode kruis
ontspruit een gedachte
ontkiemt een gevoel
in deze koude slabak
vol van de lenten
terwijl elders de aardkorst schokt
beweeg ik mij tussen hemel aarde
mijn god heeft nog wat in petto
in een deze smeltkroes van de tijd
de één wordt röngologisch doorgelicht
terwijl de aardkorsten bewegen
en radioactieve deeltjes zweven
donderdag 10 maart 2011
Dekschild
en dan ook nog in tweeën
één ter linker en één
te rechterzijde of
andersom dat doet
niet terzake
De tere vleugelslag
komt hoe dan ook
ter sprake wanneer
het luchtruim wordt gekozen
Het klepperen is niet om aan te horen
wanneer de kever aangevlogen tegen
het voorruit van de auto ontploft
ik snel naar na gestopt het lijk
bleek uit elkaar gesprongen
nog slechts twee dekschilden
uitgevlogen in de drap van levenssappen
doodleuk mijn uitzicht bedrief dat ik
eerder nog zo geriefelijk ervoer
toen het nog lieve heersbeest heette
ik mis de zekerheid van het bestaan
dat in een oogwenk is verdwenen
terwijl ik zojuist nog vol zeker
heden de vlucht nam uit onzekerheden
die kever maakte in hard gelag dat waar
Dat geld ook voor mensen
die gulzig tapt uit eigen vat
op alle welvarendheden! Gun geen deel
noch achtervang de een part
dan wie ter goedertrouw
zich stinkend rijk waant!
Hef en verhef u tot de meesterstand
opdat geen opstand u verslaat
in tegenstand of weerstand
tegen uw opgestoken hand. De hand
die groet met slaan verwart en uitgestoken
net zo goed de vriendschap
of de doodsteek pleegt. Met de glimlach
van de machthebbende overhand
komt de welstand nooit op peil
van zij die onderworpen lijken
aan hun eigen graf,
gedolven met uw wapens.
maandag 7 maart 2011
Een momentopname
dat rijp in schitterend wit wordt weer gegeven.
Een kort moment van dageraad waarin de gloed
van zonlicht overal verschijnt maar nog nergens stralend zich laat tonen.
Hierop is witter wit intenser kou kan niet worden weer gegeven.
Waar kort daarop de aarde smelt en alles terug aan daglicht blootgesteld
de nachtvorst is vergeten. Een lentebeeld ontpopt zich in alle rust
van aangevroren aarde tot bloemhoofd in blauwe aderen gelijk een lelie het veld.
Doorgronden
Bij iedere beweging zuig je vaster in de gedachte daaraan.
De tegengestelde inhoud van drijfzand waar je alleen
door snelheid te houden je leven redt van de ondergang.
Hier is doormodderen een teer punt waarop je zint
maar tegelijkertijd het zoveelste lelijke woord gedicht.
Zo vastgezogen aan je lippen hangt als een peuk, terwijl
je ademloos snakt rook om je hoofd die is verdwenen.
Klaart het in een laatste oogopslag en wenkt je toe.
Een pril dag vol lof en leven is aan jou voorbij gegaan.
Er ontsnapte nog een laatste kans in het houvast, maar
die brak onder je handen af terwijl je aan 't genezen was.
Een niet bestaande kwaal hield je daarvan in leven,
het is je vergeven, veel meer dan dat je nu kunt weten.
zondag 6 maart 2011
Woud mijn bomen
Oogverblindend rood trekken de leden vertekenend beeld
Het scheelt niet veel maar dat behoeft ook niet zo te zijn
Maakt de werkelijkheid een kromme stilzwijgend één punt
Alles neigt voorover of buigt van de normaal af in een einder
In de aard schuilt doorlopend het gevaar van het bewortelen
Daartussen in zit geen verschil met blijvend verankeren
Of wat vaker het geval is in de eeuwigheid verstaan
Hier bij het verlaten nooit meer uitkomen wat ingesloten ligt
Bevangen geest dat in opgebost geweten zichzelf in bomen herleeft
Door de kronen hoog gestoken valt nog de bewoning op
Alvorens te ontstijgen aan dit beeld is het blikveld weer geruimd
De terugblik was eerder paarser nu vooruit een groener schijn
Zeker heden filtert alles van waarheid naar het eigen inzicht
Komt bedrogen uit de stijve geleding van het laatst gebroken
licht dat warm speelt op zijn gelaat terwijl de adem nevel
Uit de mond ontsnapt in een zucht van deze verlichting
Er zijn geen schaduwen meer die zich verdichten in die zin.
donderdag 3 maart 2011
Kauw uit de lucht
oplossend vermogen
Luid in lucht zijn
met verdwijnen
Tegen beter weten
één in velen
Velen in één
temeer alleen
Een lichaam
door bewegen
In verstrijken stilt
zwart de nacht.
woensdag 2 maart 2011
Dingen die nooit vanzelf spreken
met huid en haar een was
de geur vanuit de grond
van m'n hart kwam
ik bezat me zoals ik was
geen zin me anders dan ik was
was ik nog zonder tussenkomst
mens
~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~
nu spreek ik door mijn vingertoppen
liggen me oorschelpen lam geslagen
stemloos tegen me gehemelte rust
ben ik mezelf zoek in tussenkomst
~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~
0000000000000000000000000
de man kwijtgeraakt die ik was
sprekend digitaal verwoordt
nog som van nullen en enen
1111111111111111111111111
0000000000000000000000000
1010101010101010101010101
bloedeloos klaarkomen in die zin
vermenigvuldig ik teveel onherkenbaar
in virtueel gemaakte evenbeelden
0101010101010101010101010101
Mus
zong hij zijn liedje gewoon
door oplichtend zacht gefluister
van geboomte dat ontdaan
van enig geblader zeer bewogen
alle laag over gevlogen klanken
ontving zolang de wind
er maar mee wilde spelen
in de vervoering geraakt
van de uitbrekende dag
waarop hij zat te wachten
wetend alleen tijd vervliegd
met lichter worden dan lucht
waarin hij bevangen lag
dinsdag 1 maart 2011
In alle rust
al valt dat tegen
komt er nieuw leven
de uitgestrekte akker liegt
er welgelegen in de regel
niet om vol van stoppels
uitgerust doorwinterend weer overheerst
er nog één nachtvorst op z'n schreden
inzicht komt immers altijd goed beslagen te ijs
-
ik heb een hekel aan gekrulde regeleinden
waar de ploeg zijn draai niet vindt
kan de boer weer kortaf keren
hij getroost zich in 'n handgebaar
heb ik dat aangeleerd of is hij
welgemeend rechtlijnig
in ieder geval
de meeuwen schrikken
daar niet van