Niet veel eigenlijk
maar meer ook niet
je typt wat in
een handheld
terwijl beneden peil
het uit de hand loopt
de zeespiegel rijst
daalt de onwaarschijnlijkheid
komt de zeehond aanzetten
met de dood stuk wrakhout
't rot zo'n schaap ook
waar uitstekend de ribben
wegwijs maken hoe'n
beschoren lot vergaat
naast een blik uit een hol
oogkas dat heel wat
uitgevreten heeft
de zon brandt op
het dorre gras verder
met terloops zeekraal
ze liggen wat te rotzooien
op de kwelders op het wad
in overtrokken zin
zijn er ganzenveren
uit de lucht gegrepen
verbluffend stil
ervaar je 't gesnater
in de frisse wind
die zich aandient
zelf bevlogenheid
doet zich gelden
tuur je naar de horizon
om deze reden je er iets inziet
desnoods te stoppen
of anderszins verbazen
hoe dood tij klinkt
uit nieuwsgierigheid
keer je het tweede karkas
dat door de wol geverfd
toch misschien wat leven
laat zien wat uitgevreten is
alsof een diesel optrekt
zwermt de wolk gevederden
van willekeurig dier naamloos
heen en wederom de zon
wij weten ons geen dagenraad
met niets meer om ons heen
dan de zeewind daarin
bevindt zich ook het kind
dat in ons zit te turen
naar de scheppingsdrift
R