maandag 30 juni 2014

Doehetzelfkant van leven

In -elkaar- gewikkeld

Teruggetrokken en afgelegen
de geluidshinder van bestaan
afgelegd de oogkleppen
ruikorgaan in dienst gesteld
de huid tot huis onderdak
een zomers loofhuttenfeest
het witte denken onder dekens
van de strenge wintervorst
die sporen nalaat op het gelaat
getaand bestaan met afkeer jacht
op het virtueel geluk de wacht
aangezegd en tegengesproken
het betonnen onderkomen
ingeruild voor hout skelet
waarde is eenvoud

twee is één

teveel om door te gaan
slechts middelen
voor dagelijks doen
onttrokken weggetrokken
opgetrokken in het wild
wegslaand gebaar
dat afkeer nog eenzijdig is
met wat nagelaten is
leegte voor rust ingeruild
armoede voor bikkelhard
welvaren in eenzaamzijn
zonder daar ooit alleen
maar in zijn.

Luchtig, als de zee opwindt.

De vanzelfsprekende vrouw,
masseert haar taal met een genotsorgaan.
Heeft er geen woorden voor, het kleeft
haar aan, bedreven als zij is.
Haar mond uit zich bloedrood,
bewegende delen zitten nu eenmaal
los. Soms is haar tong, tewerkgesteld
in de buitendienst, maar meestal niet.
Een lustorgaan voor menig oog, dat ook
met haar begaan, haar wil verstaan.
Haar zinnen, zijdezacht doorschijnend,
met wat er wordt verwacht. Spreekwoordelijk
is zij naakt, onthulde taal, waar licht
onzedig mee wordt omgegaan. Zilt
de smaak in iedere welving die ze maakt.
Een ademende huid, gespannen in
een verhaal, verslonden, tot geheel
ontdaan het haar lichaam verlaat,
blijft zij achter de uitgesproken vrouw.

zaterdag 28 juni 2014

Debat aan debet

het oreren begint
met zuiver van leer
trekken tegen de heer
zonder zondebokken
geen verweer

waar is het slachtoffer
bloed waarin de onschuld
handwassend zint

het oude testament
de offerande martelaar
zo mateloos verslaafd
aan innerlijke djihad

waarbij de slachtpartij
voor neerslachtigheid
staat van de begeerte
een pal staande tekort

koming van monotheïst
hartstochtelijk bemind
door haatzaaiend gezag
uit de naam van god mag
weten wie de dood wordt

in gejaagd uit naastenliefde
het louterend zuiveren van 
de verwaterde vredevorst.



donderdag 26 juni 2014

Gebit

Gebeten zijn op een baltrappend beest
die z'n tanden zet in menselijk vlees
hij schaamt zijn tanden bloot
is als de dood voor de kloten
die hij mist wanneer hij z'n gebit
weer in zet en de last
op ander's schouders legt

maar dan de kinderen huilend
aan de buis gekluisterd
met spleetoogjes het hoofd
bieden aan een slachtpartij
waarbij de walvis uitgebeend
hun watertandend in het vlees
van dit gefrituurde beest
lachend juichen ik lust ze rauw.

Prima rk ? marks

Soms komen uit Ierland rotstreken
uit de bodem boven drijven
lijken kinderlijkjes niet overdreven
zelfs noodkreten uit een onderbroek
zitten ingenaaid onleesbaar
voor een leek gelabeld
naar bleek dwangarbeid
voor de habbekrats

waar eerder al lijken
onder het puin geborgen
schuilen nu gevangeniswezen
lijdzaam achter stikgaren
verknippen schaamlappen
voor lekkere kledingstukken

woensdag 25 juni 2014

Duivels vers

Net aan het begin

van z'n leven heeft hij
er eind aangemaakt
fijn besnaarde kop
goed uitgelijnd getekend
in bloed van z'n bandleden
staat hij nu voor eeuwig te kijk
gesteld voor zover
digitaal iets
van eeuwigheidswaarde
kent
uitgestoten in de nieuwe media
glansrijk verandert rood
in een zacht rosé tint
zijn gezicht geenszins
duivels vriendelijk omringt
met anderhalfdaagse beharing
glimlacht enigszins met tegenzin
hoe toch met de muziek de lust verging
om door te gaan
met waar hij was gebleven
een pril mensenkind dat oogluikend
de wereld afsluit
om verder om
zich heen te kunnen kijken
op het eind

maandag 23 juni 2014

Het waar heden

steeds meer tegen woordig
minder meer wat nog telt
mening geven uit verveling
dat nu afspeelt in valser toon
wordt de maat gemeten
een ieder gelijk hebbend
is geen vraag maar litteken

Wee gebeente

Voor de zwijnen door het land
liep de tekenaar langs de oever
wee het gebeente tot het bot

het verhaal vertelt de rest
hoe vermist en ook verdwaalt
een meisje toch verloren raakt

oerwoud van gedenken
wild woest gezocht en zweeg
het leed dat is gevreesd

beek kabbelt zachter water
ontraadselt bloot gelegd feit
weefsel dat zichzelf verraad

meisje dat nooit aan kwam
vertrok veel eerder vandaar
onverwacht wreed vergaan.

Niets meer ontdaan
zo zeker 
dan het gebeente 
van het bestaan


zondag 22 juni 2014

Hoofdhuid

Ik schil, zo dun en kwetsbaar,
loer naar het filosofisch kwintet
gelijk een eikel m'n voorhuid af.
Ik was mezelf bevrijdt van mijn.
Maar machteloos ben ik op de rand,
een bron van ellende van m'n droom,
van het ravijn een afgrond nabij.
Zie dun zand tussen de vingers door,
mijn lichaam uiteen in stof terug.
Een netwerk waarin verstrikt ik stik.
Mijn bril beslaat al van succes
met consumeren van m'n drift.
Een nieuwe ruimte en een nieuw begin.
Spot ik mij, of drijft iemand de spot met mij?

Ik schreef een boek

Ik heb keelkanker en schreef een boek
mopperend strompel ik van woord naar zin

hunkerend naar roken wil ik dood
geef me over wat er komt en stoppen
maakt het minder leuk nu zit ik

op het verkeerde been gezet
schrijf alles op wat op
mijn leven geschreven

blijf ik leven van dag tot
dagboek wat mij nek zit
om m'n hals een luchtweg

is baanbrekend voor de geest
men leest hoe ik uitgerookt
wordt van kindsbeen af

schrijvend onder de grote pluim
van de wolken waarin ik was

alvorens me het mes op de keel
de tijd doordraaft en ik ben op.

Wolkenstraat

Ze dreef met mij
van avondklare
tot morgenstond
de spot met mij
in het schijnsel
van de heldere
zon verbleekte

haar hemellichaam
vervluchtigend regen
week ik doorweekt
van haar zijde
scheen zo licht-
geraakt bewogen

nu weerom het ontwaken
schoon naar het scheen
geweken zij haar wezen
van mijn zijde speels
in nevelen verdwenen

vrijdag 20 juni 2014

Kinderen worden niet meer getalsmatig uitgedrukt

Meisjes nog tot het bot toe afgepeld
naast hun schoenen uitgedost en neergezet
voor zover er iets te vinden was werd 

het gevonden ver van hier waar alles achterwege
opgespoten is zand en water water in zandplas
veranderende werkelijkheid met zoveel lucht

dat hoort bij hier met water wat vroeger nog
een zee van tijd besloeg kabbelt nu meer
iedereen is opgewekt al blijft het doodsbericht

veeg teken op wat komen gaat een levenskunst
ach meisjes maar waar iedereen om gaf achteraf
maar vooraf niet eens bestonden in de vlekkeloze straat

waar iedereen voor zich zichzelf daar heeft bedacht
en poëzie een karretje is bij het begrijpen van het zijn
sfeer gevoel emotie en zo meer wat niet te boek

gesteld een eigen verhaal vertelt het voornaamste
is mezelf hier kwijt geraakt in deze woestenij
die volgepakt nog Nederland heet waar iemand

u vergeet

 bent slim en op een toekomst voorbereid

maandag 16 juni 2014

Zo onomwonden

Ze komt nooit met lege handen
wanneer haar lichaam
niet beschikbaar is

heeft zij wel zoete broodjes
schenkt ze aandacht
geeft zij gewoon
ze komt nooit alleen
maar
meestal met zichzelf
ook wanneer zij niet is
is zij er aanwezig
in gedachte 
bij
hetgeen haar leven
haar eeuwig amen
in een adem met zijn

Kunst van zijn

kunst van zijn
ben er
wees of beter
is alleen

vrijdag 13 juni 2014

Moo! Afgerond

De tijd sleept van het begin
tot eind steels gedragen
in korte broek met meeëters
achter de ellebogen rond
terwijl een bomgordel
die opgeblazen afziet en
afblies stom gemaakt jong.
De mannen varen wel
bij hun geslacht dat zo lustig
tiert en stiertje speelt
met poenig doen of
godgeklaagd
de wereldbol bespeelt.

De tijd overdrijft


donderdag 12 juni 2014

De lappenman

Hij zat erin, nee leefde er van.
Te midden meer dan werkelijk
zijn, de handen in elkaar geslagen.

Geschoten met een camera vol
indrukken en negatieve beelden.
De afdruk loog er niet om, in retro
maakt de eeuw geleden sfeer nog
steeds indruk op het positief.

Hier zit iemand met zichzelf te hoop,
een wasbord, laarzen en afgetrapt,
aan de gestrekte benen schoenen
van het oudste leer.

Zijn handen, knuisten eerbiedig
aan elkaar vertrouwd tot leven.
Een zegen in zijn oogopslag om
zo bedaard hier tentoongespreid.

Het is met zes bij zes haarscherp
hoe bestaansrecht tweeogig,
de wereld op z'n kop zet op matglas,
terwijl hij daarbij wat scheel keek.

Ach, hoe vaardig toch het ambacht
van de vrijetijdsbesteder met de sluiter
onverschrokken een fractie van seconden

uit de man zijn wereld snijdt. Weergeeft
hoe rijk de armoede is zo ontdaan
van alles en iedereen die foto's leest.

Waarschijnlijker dan zekerheid is hij
een levenskunstenaar in simpel zijn.
De vechtersbaas die vredig ook
slechts voor zichzelf overleven strijd.

(vrij na een Oekraïense rolleiflex impressie)

maandag 9 juni 2014

Gedruis, gedroezum en gedoe

Het feestgewoel wekt weer
de heilige geesten in het vlees.
Hemelbestormend, hemels
en hemeltergend slechts
paraderen de volleerde hippies
in hun flodderig maatkostuum.
Hun kinderen zijn hipsters nu met nu

en dan een new jersey shore stylelook.
Het samenklonteren tot ransige boter in de zon
vertrappend alles waar ze prat op gaan.

Pop, popster, babydoll of horendol hoerenjong of
 rap de rapper knapt de knapper in superfood 
met friet en mayonaise en afval van het abattoir 
bijna uit het afgetrainde lijf het zwaar zwartgallig gemoet
is en must met alles bij te moeten wonen waar met z'n allen

het individu van nu getoond kan worden aan velden vol narcisten fascisten
of populisten van het beduimeldste soort ego's in hun gulpje.
Meisjes borsten stevig los in het door god mag weten wie genoot
volgegoten tot trommelvlies op voorhand barsten gaat vertonen
hun heupen en hun haren jubelend van vreugd in helser vreugdevuur.

Gelaten en beschonken
staan de afdruiprekken
derde pinksterdag
van hun zooi en zooitje bevrijdt
weer in de zon
die deze rommelmarkten
van de geest verstierden
omwille van enig vaag plezier
dat de DJ en megaster
in de magnetron opgewekt
heeft van hun kokend brein.

zondag 8 juni 2014

Meta mor fose

Het ei ontfutselen tot schepsel
gediept uit eitwit in een schaal

verrupsen tot veelpotig wezen
eter in de weerwil tot voldaan
weerom weerbarstig in verpoppen

om te ontluiken in facetogen
van de bevlogenheid in zijn
bloembezoeker of dorstig laven
aan de stank van het bestaan

tot slot vergaan tot vlinder
onhoorbaar spetterend succes
tegen het voorruit van het verhikel
vervlekt vervloekt zo haar vergaan.

D after

Zouden ze geweten hebben
van de ouderen hun strandfeest
op Normandië

Hun tenen krom nog
van ellende
die honger bracht
in de nadagen
van een tanende grootmacht

Was hun vlees al meer verspeend
taaier dan voorheen ontdaan
van ieder sprankje hoop
tot op het bot geteerd
tot huilen toe verleerd

Is er meer nog weet
van mannen aan de kust
de zon zien opkomen
met de dood voor ogen

Dat alles wat ooit leefde
vergeefs de tijd verbeet
hoe vrees gepaard
met verjaring naijlt
in onverzettelijk
heden

nu wel doorvoed
het grote lijden
weer wordt opgediend
bij een zeereep
vol barbaren
met dat verschil
dat alles nu

met plastiek wordt versierd
gedecoreerd gemoed
van heldendom ontbloot
een vloot ziet stranden
waar behouden vaart
vergeefs nog klinkt
uit kelen krijsend verleden

na zoveel tijddoden met haat
dit nooit weer en stuk slaat
op de harde rotsen
van deze kust verzopen
erbij wel bij stilstaat

dinsdag 3 juni 2014

De man

Er is een man die wat rondloopt
in gedachten over telkens dezelfde weg
komt hij terug op een punt
waar hij begon die plaats
waar iedereen kon komen
waar eenzaam zijn bestond

daar is hij van vertrokken
gewoon naar binnen toe
gegaan geen bank meer
om te rusten geen voet
meer tussen de deur
de gordijnen werden
gesloten niemand
trad daar nog of bewoog

hij had zich van de wereld
afgesloten achter z'n oogleden
bewogen enkel nog zijn ogen
hoorde hij slechts wat erbij
hoorde het geluid dat bloed
maakt open wonden maar
niet rood hij noteerde lijnrecht
in zijn woorden wat aan de weg
gezet kon worden voor de vuilnisman

verder zag hij wie hij niet was
maar niet bij hem hoorde en
stoorde zich op de punt aangekomen
er geen moment meer aan
dat hij de man zag rondlopen
in een gedachtengang
malend in z'n woorden
waar niemand bij kon
hij zelden nog alleen
naar binnen ging 

erbij kon horen hoe rustig
hij daar niet mee zat
dat zijn wereld werd
omsloten door zijn
gedachten heen gedicht
uit vlees en bloed gestold
geronnen zwarte korst
zoiets gemorst dat veel
weg heeft van verdwalen
op een stip die daar
is neergezet.

De moraalridder harnast zich voor het jonassen

De waarheid is verworden van lieve deugd tot onbetrouwbaar maatje
waar schuchter tegen aan geschurkt wordt door boeven en vandalen
of iemand die nog wat in pacht heeft zonder het terug te betalen

het is balen dat de leugenaar overleeft met schetsen en gekscheren
waarheden handelswaar tegen betaling om te zetten is tot een product
spelen ondeugden deugniet met een naïef maar ozo vriendelijke dief

van de gemoedstoestanden die nog wat zijn blijven plakken
in gehoorgangen oorsmeer voor de trommelvliezen die al weten 
wat verliezen is. Tot horensdoof en dol woekeren de geldwolven 

om wat luttel gewin. Smachtend lurken ze aan de tepels waar nog verschraald 
de zure room van afgeroomd is tot een topje van een ijsberg op globaal 
een opgewarmde planeet. Het interesseert ze geen reet hoe meedogenloos 

het woud van waarheden is gekapt tot plaag van opborrelend koolzuur  dat de aard der dingen 
aantast tot een paar brommend grommende Ferrariteiten die bloeddorstig van begeerte haatdragend maken van alles wat zo onschuldig naakt nog eerder het maagdelijk meisje was 

voor zij de vete baarde met haar zonen. Een zooitje mannelijk genot dat vrij hormonaal de boel verstiert met totempalen en pervers pekveren getooide maatwerkjes om hun afgetrainde lijven gladder en gesmeerder hun tong bezeren aan de smaak van digitaal verstrikte kapitale zekerheden

 waar een wereld aan ten ondergaat.

maandag 2 juni 2014

Aan de rokken van de juf

Ze zijn weer toonbaar
 wit beent zij ermee 
als op de boulevard

het oude dijklichaam
af en aan  onthaard
dotjes ietwat bejaard

maar schalks nog
op de pumps
paradeert ze zonniger 

als weleer toen kilte
haar in de botten stak
alles nog bedekt

weduwe of vrijgezel
oude vrijster wellicht
maar kerksgezind 

zondagen hebben zin
zo als zij zingt is geen
gebekt met liefde d'r in

beheerst bedeesd beduusd 
gaat zij haar gangen na
dag in dag uit alleen 

Bevlogen

Dwars door alle overtuigingen heen
vliegen en ook vliegen in de Krim

vrij en niet verveerd volleerd
soms vleugelloos of kort gewiek

tegoeddoend aan kadavers
uit de tijd dat niets verging

zoals het ging maar gewoon
wat anders lijkt op wat bedorven

is en nimmer is of wordt
vrijgegeven tot bevlogen leven.

zondag 1 juni 2014

Kantelpunt

Je kijkt nog eens terug
naar een brandpunt
waarop de focus werd
gericht geschoten
naar je onschuld
in oorverdovend
suizen liet je het
leven achter je
liggend op straat
dat kind dwars
door de stad
een lagere school
verlater wees nog
van z'n verleden
vervreemder dan ooit
kwam ter wereld
in z'n geboortestad
van twaalf jaar geleden
de wereld brandde
onder z'n handen af
zo ook god en thuis
het nest verruild
voor de techniek
van onderduiken
in een vakgebied
dat geen houvast
bood dan loodgieten
verdwalend in het hart
over de wallen
verander je
in een rommelmarkt
waar voddenjood
de tering naar je nering
afzette voor een habbekrats
het gal en rad voor ogen
zwart door gedraaid
was alles opgegeven
wat zo vanzelf niet
vanzelfsprekend was
het Paradiso van de jeugd
hel verlicht en afgegeven
ouwe hoeren bij de vleet
teveel vlees om een 't lijf
van af te vreten je wordt
doodleuk in z'n achteruit
de toekomst in gedreven
voor eeuwig in opgeborgen
verder daarin te leven.

God moet welhaast een aanklacht zijn

Zalig is het zwakbegaafde dat zachtjes knaagt aan het geweten van de tijd.
God z'n iPad wijst de wijzen uit het oosten stilletjes via Google earth naar het dichstbezijnde.
Een oerknal uit het grijsverleden, bijna vergeten, maakt ruim baan voor de banvloekers in het heden. Ze verslinden zoveel hemellichamen dat geen ster meer het aandurft de ware te wezen.
Uitgelezen in een onverkwikkelijk moment van onbekommerd weten, schijnt hij de moed te hebben
opgegeven. Met opgeheven hoofd, binnen getreden in de grijze smurrie die rest uit zijn scheppingsdrift, waar alles binnenste buiten is gekeerd, keert hij weder in de geest terug van menig goedgeefse medemens die vanuit zichzelf wel weet, het paradijs daar leef ik niet in, maar leeft in mij, rustig, lustig in de beeldende herinnering.
Iemand, die nog kippenvel heeft, smeekt ach en wee mijn kind, hoe toch ter wereld gebracht in deze bekommernis waar niets meer heilig is. Dat tussen schaamlippen door gebeden prevelde van een scheppingsdrift gepaard aan het banaalste dat zich heeft uitgeleefd. Kwistig zaad dat morsig in de schoot uitgestort weer Gods vruchtwater in vloedgolven liet wedijveren met laatste ademtocht gemaakt langs teder longweefsel dat zo gretig nog lucht opzoog van het onbekommerde niet gekwelde waterlichaam dobberend in een wolkenveldje aardsengelen. Ach

god mag weten wie nog uitverkoren is de laatste strohalm te redden uit het vage vuur. Nu hel en verdoemenis het enige onderkomen is waar niemand mee tevreden is op aard. Is hij weer wellekome of blijft hij doodleuk in deze hersenpan opgesloten leven?

op bewogen gronden