Ze dreef met mij
van avondklare
tot morgenstond
de spot met mij
in het schijnsel
van de heldere
zon verbleekte
haar hemellichaam
vervluchtigend regen
week ik doorweekt
van haar zijde
scheen zo licht-
geraakt bewogen
nu weerom het ontwaken
schoon naar het scheen
geweken zij haar wezen
van mijn zijde speels
in nevelen verdwenen