dinsdag 26 juni 2012

Vroeger zomer

De kersen zijn weer uitgekauwd en
liggen te pitten op het gazon.
Het regent, als vanouds weer klachten,
niemand schijnt zich te verweren.
De dagen staan er vroeger bij op
en maken telkens vanavond lichter.
Het scheelt dat dubbel kijken meer op levert
met hoe vergeten veelal erbij staat.
Er heerst vrede met veel vreten
in het verschiet zo opgedist uit aardse zaken.
Het overschot geniet in weldaad dat
zo nu en dan versmaad de grond verlaat.
Noch de overvloed of tegenspoed
van weerberichten maakt nieuwe vergezichten.
Er zijn dagen volgeschreven vergeten
gedichten die langzaamaan tot wasdom komen.
Ongenaakbaarheid is een onverbiddelijke
zedenpreek uit zovelen velen van de paringsdrift.
De voortplanting heeft in springzaad al veel
vuurwerk opgegeven dat nu jongbroed ertoe doet.
Het maakt de wereld naturel dat ook kieken uitgeroeid
van't nest vlieden in nalatenschap van de halve dop.
Uit het niets spreekt leven aan over respect wat eetbaar
weer ten gronde wordt gericht in oververgankelijk heden.
Er wordt iets al ten dode opgeschreven wars
van onverkwikkelijkheden over het ontstaansrecht.
Zo laat nog toch nog groen de keerzijde van maagdenpalm
in vrouwenmantel getooid een dauwdroppel leed verluchten.
Het waren immer kinderen uit de vergeethoek voor't
gekomen nageslacht verspreid in het waterlot beschikt.
In es vergeeld de balsempeppel trager weer in krimpen
naar de winter die al naar de knoppen riekt.
Terwijl de bloeiwijzen al in beraad zijn aangeplant voor overleg.
Hoe te overleveren, hoe te leven, hoe toch komt dat weer
tot zijn recht van spreken volgend voorjaar weer
laakbaar weer om, om te worden opgedist voor het overleven.