Vanuit hun bedekte termen
slaan ze klare taal
in metaforen klinken hol
hun woordenwissels ingeruild
in koor te beuken tegen mn oor
gangen die ik in het doolhof slaak
een onverhoedde kreet maakt mij
gewag van de hoog bevlogen
stemgeluidde onomwonden monden
wier zich liplezend te verstaan te geven
hoe schoon gebedsgenezen
in de rozengaard zoetertroost
in doornenkroon gevooist
mij bevrijdt tot ik in wellustheden
nader tot de schepping kom
van het onvolprezen lispellend
oplepelen van hemels vreugdevuur
mij aan de scheen gelegd
mijn pijnlijke hartstreek uit stilgetroost
het oog op de valreep van de tuin der lusten
verlies op maagdelijk kruidenbed aldaar
gevleid mij zeer beminnen laat
tot droom verwekte werkelijkheid
R