zaterdag 31 december 2011
Dagteller X
zijn uitgeteld vandaag
uitgerekend vandaag
zijn de dagen uitgeteld
morgen beginnen ze
weer opnieuw te tellen
van voor af aan opnieuw
is beginnen om te beginnen
om te tel kwijt te raken
een mooi begin
te mooi begin
om waar te zijn
waar je maar wilt
de tel kwijt te zijn
gewoon te zijn
waar je maar wilt
waar je wil zijn
waar je wil is
te zijn een tel
een tel te zijn
woensdag 28 december 2011
Ik keek een berk diep in de ogen
erdoor en sloot me hierbij
uit
dat vrouwen huilen is
tot daar aan toe
maar bomen doven al
't verdriet dat hoorde
nog
maar luister eens
ik heb iemand uitgelaten
die niet meer op mij paste
kijk daar dwaalt uitgevreten
onherkenbaar ondenkbaar
ik kom er ook
vanzelf wel uit
Dat de lucht luistert
bij't ontwaken kleur je
de werkelijkheid in
sta je op-
lichtend even
stil bij'n verschijnsel
dat aan je voorbij
een eigen leven
leidt ook alleen
maar af dat is
het nooit
en adem je
langzaam
deze weg af
dinsdag 27 december 2011
Deze man
hij had net een voorzetsel bereid
in een werkwoordvorm maar bakte er niets van.
Net toen hij wat zelfstandig voornaam woorden
bedacht had viel hem een lidwoord in
om klaar te komen en werd er bijna onzijdig van.
Gelukkig had hij een meewerkend voornaam getroffen
die het wel lekker vond bijwoord te spelen
in een tussenzin waar in ze samen stonden.
Nou, precies gesteld, lagen zij daarin clou te zijn,
bijna samengestelde woordenstroom. Toch, een volzin
ontbrak in de regel aan de woordenstroom,
die tot in lichaamsholten ontleed werden bij elkaar.
Persoonsvormen hadden iets van een gebiedende wijs
aangenomen in plaats van de heerlijke voegwoorden
waarin open eindjes aan elkaar geknoopt
stonden tot onderwerpen voor het werkwoordelijke
gezegden in bijwoordelijke bepalingen van hun tijd.Waarmee goed
gespeld hij zo graag ontleed werd nu alleen maar in de onvoltooid
verleden tijd geschreven zou moeten staan.
Snurken met een hartklacht
Het licht dooft gelijk een nachtkaars, alles loopt
op de stroomrekening tegen betaling af.
Niets wacht nog op het kloppen van de dag.
Geen oog meer dicht geknepen. Door de spleten
schemer heen gedrongen sluimert kwaadaardig
de grimlach in duistere trekjes vanuit de mondhoek.
Er wordt een scheve bek opgetrokken
die slaapwandelend de tong uitstak.
Het brak halverwege af door de snurkkanonade,
schrok zich een hartslag, die tot staan gebracht,
verstild was tot een slaapstand van zaagtand.
Een gehoorsafstand werd overbrugt
met wie zich afstak. Er werd stom verslagen
iets verhaalt dat met roezemoes werd afgedaan.
Uiteindelijk lag er een glimp daglicht in het verschiet,
dat gretig maar kieskeurig opgepeuzeld werd.
toen was het heil al geschiet dat zegening inhield
van belastinggeld en viel niets meer af te rekenen.
wat had de snurker anders verwacht van kroten
op sterkwater die het avondrood weergaven.
Alle vrede is voldaan weer opgevreten
tot een schuldenlastdier waar volgend jaar
mee afgerekend wordt. Niets klopt meer op
het oude vertrouwde, of staat stil
in overleden toestand, blootgelegd
op aarde, waarop niets schijnt te weerleggen.
valt.
maandag 26 december 2011
Geliefd bloed
het vloeide al uit de schede toen
ik kwam en stroom nog steeds
door de gebaande wegen uit
mijn huid ontspruit soms even
(als teken doodgeslagen aan
de wand mijn bloedband
met het leven uit een parasiet
je ziet het niet normaal gesproken
druipt het bloed niet van het leven
"anders dan vooraf bij't vlees eten
maar dan al geronnen gaar
gebraden komt het in de mond
van de vreselijkste vleeseters
tenzij bloeddorstige monsters"
die vers van de lever iemands
bloed wel kunnen drinken
blijft alleen als metafoor in wijn
voort bestaan gelijk godsteken
ook weer parasiet gelijk profiteren
na ons nabestaan op aarde)
kapot gekrapt voor het dichten
uit heelt de wond uit mij zich
tot een zwarte korst daarop
de huid die mij omhult zij het
met bederfelijk vlees vervult
ik redelijk geconserveerd nog
spreek van het eeuwig leven
zo verderfelijk als foie gras
volgepropte welvaartswaan
razend snel in het vergaan
zaterdag 24 december 2011
Kroongetuige
raas uit en kom tot bedaren
in mijn kroon met fijn vertakt
daarin zijn genesteld voor't
leven verder ingericht
stam ik uit mijn grondvesten
aarde is mij een houvast
gedragen onttrekt ik mij daar
aan het water omhoog
stroom ik onhoorbaar loom
ik ben mijn schepping
mijn toeverlaat standvast
gehuisvest hout dat oogt
daar takken in verloren
gaan mij de bladeren ook
teloor zo stram de winter
weer mijn huid doorsnijdt
zo warm weer trek ik me
op in zomers weer de jaren
door vergroeid in ringen
van vergetelheid staan
zingen in de wind
Voor zolang het vlees maar gewillig is
dat een kind daaraan geofferd werd deerde geen in het algemeen.
Daags voor het feestgedruis in omgehakte sparren wolkte brak
de stilte door op straat en ik ontwaakte in het bordeel met een bijslaap.
De afdrukken van haar kunstgebit nog in m'n nek meurde zij ook nog
als een rottend kadaver mij dit nest uit. Er heerst dadelijk vrede op aarde
ook in dit tijdverblijf van afgekloven verlangen in de mensen hun welbehagen.
De neerslag van alles was hagel dat als sneeuw voor de zon,
leek op bloesem van de bloeiende winterkers, volhardend
in een benauwde steeg, verstrikt in diep bewortelend verlangen.
Er komt wanhoop op ons af, uit winkelwagentjes gevuld,
met verdringingsreeksen nageaapte vrolijkheden omgegeven,
in modern vervat licht van aaneengeregen zaligheden.
Al dan niet uitgebeelde hoogmoed van een land ver beneden peil.
Geen dijk is meer opgewassen tegen dit wellustig drankgelag
van de hemelschare engelengeduld, dat de wacht houdt
bij de coupure, waardoor een zeetong likkenbaardend onzin vergaard,
van het ooit zonnig zonnebadend volkje. Goedgelovig afgeknaagd geluk
beproevend dat alles nog te koop is, zolang jij er maar in geloofd.
De hoer verliet goedgemust en welbevallig het pand, ik ontsliep hier
in de Here, die allang vergeten uitgestald naast me lag te spartelen.
Een naakt, pril pas geboren maagdelijke gedacht herschiep
mijn wereld uit de brand. Nog een kerstkaartje verwijderd
van het nieuwe jaar naast een uitgedoofde kaars, waarin ik vet ontbrandde.
vrijdag 23 december 2011
Een oud wijsje
langs de afgematte weide
Het oversparde houtgewas
gebroken over paden
De opgeklopte schraalheid
van de aarde
Het uitgeputte levensteken
zonder enige waarde
Maar toch de schitterende maat
die tegemoet treedt in dat licht
Bezien de eenvoud
van het onvolprezen deel
Bijna randvoorwaarde
bijna te zeer nabij
het sijplend vocht
De eentonigheid
van opgefleurd tonen
van pril wintergroen
fluitenkruid zeer nauw
bijgezet te luister
van nog niet ontloken
mansoor nabij't bomen
R
dinsdag 20 december 2011
Dagen zat
nog zit je in december aan de grond
de dagteller na een grote beurt straks weer
op nul gesteld begint het nieuwe jaar daar
met dag engten afleggen in straf galop
draaft de wereld weer door met onderwijl
zonder grip daar op slechts razend tollen
niets doet er toe om dat patroon te stoppen
dag op nacht op dag op nacht op dag
getijden lang dat oeverloos bewegen
ongeacht wie daar op wacht zijn sieraden
van zonsondergangen te beleven
met morgenstonden goudomgeven
dat in leven met de dag tot grijs
gedraaid het wolkendek verschijnt
om weken lang weer alles nat
onder te laten lopen in het moeras
de vaste ondergrond verweekt
tot vegetatie van een ander soort
wat stevig stond verzompt
staat verstompt in rot naast
slap gewas in weer en wind
bewogen voor het opgetogen
voederdier dat verveelt een ei
dropt bebroedt en op de vlucht
geslagen wordt door hagel
beneden peil en ver daar onder
komt na droog vallen alles weer
onder water tot leven met inzicht
dat dagen nu eenmaal verschijnen
bij 't inzien door het naar normaal
toe afgebroken licht goed vertekend
zondag 18 december 2011
zaterdag 17 december 2011
Praten tegen brugman
liep ik over gene zijde heen
toomde mateloos in gedachten
een stroom die niet te stelpen viel
zijwaarts borrelde riolen morserig
troebeler maar wervelde langzaam
weg in sluiers ontspoorde geuren
de reuk van stadsgrachten nacht
waar langs de voorkeur het bestierf
om verkwikkend dronken zwelgen
in het zwarte kabbelen en klotsen
nog een dukdalf af van sterven
Lavend en laverend graf
dat de brugwachter liet
voor wat het langzij ook was
donderdag 15 december 2011
Levensteken
tot geen levensteken er meer
van heel is en dode dingen weer
tot leven worden gebracht in weten
dat ooit in een stoffig verleden
ook zij daar eens mee verbonden
was met wat zij telkens weer
vergeten wil in haar geheugen
tot grijs en vaag een grote leugen
zondag 11 december 2011
Ontaarde langpoot
woensdag 7 december 2011
Ontheffen
samen of ik geschikt ben en nog leven mag
ik ben de lul als de blijde verwachting uitging
naar een zusje wat ik niet ben of mooier nog
wanneer mijn herseninhoud hun down maakt
schikken ze met de aborterende arts mijn lot
een levenseindje verder ben ik feudje af en
de klos geëxtraheerd uit mijn baarmoedertje
het vruchtwatertje waarin ik dreef liep zo
met een sisser af opdat mijn zusje later wel
uit het zaaddiertje van papa samensmelten mag
met mama's eitjes waarmee zij wel het aan de stok
willen hebben in het beschutte sfeer gezinsleventje
Gelukkig wanneer ik aan
de dans van afscheiden
ontsnap geboren wordt
uit mama's schoot gewoon
haar schede of desnoods
een snede in haar buik
omdat ik toch een dwars
ligger bleek bij't bevallig
ik groei onder toeziend oog goed gemutst
voor galg en rad op in de welvaartsstaat
met huid en haar tot slot in kinderschaar
van eigen vlees en bloed steeds ouder
meer ouder en langzaamaan ook minder
mans tot dementje een ventje weer
die besluitenloos weer kraaien mag
als kinderlijkje afgedreven uit m'n lot
toch streven mag naar het levenseind
sterven omdat ik niet willeloos leven wil
veel eerder al bij vol verstand getekend
voor het leven in een vast contract hoe
waar en waarom een euthanasietje mij
teamverband als laatste avondmaal
kan worden toegediend, want papa
en mama uiteraard het is volbracht
mijn kinderen hebben mij gelukkig laten gaan.
dinsdag 6 december 2011
Hoe verzetten gaat
steeds vaker achterlopen in de winter
nooit op tijd verstrijken zitten wachten
trager maar steeds gejaagder haast
komt tekort aan tijd gelegen en van pas
uit de maat te blijven lopen met wat klopt
gaat schoorvoetend vloeken beter af
tot het voorjaar door breekt in de nacht
alles op tijd loopt gewoon met opstaan
ontwaken in de maat in het verstaan
Daar
in slappe kaft gebonden iemand uit de kast komt
de dichter tot woorden uitgedrukt het leven naar zijn hand
zet en iedereen monddood maakt en zo kritiek verstomd
met dit en dat nog en misschien daarna ook nooit meer
het zijnde ziet vanuit een zwarte plek die onuitwisbaar
met hem mee groeit naar het einde tot één enkele keer
de vrees in lijn van duizend verzen uitbloeiend paar
-
L.V.
maandag 5 december 2011
De zelfdode
toen hij zichzelf te pletter reed
dat hij klaargekomen was met leven
was duidelijk uitgezaaid in z'n schoot
spartelend aanwezig als de dood
toen hij door vrouwelijk gezag betrapt
zo met de hand aan zich erbij gelapt
ze was in vuur en vlam onverwacht
de dienstplicht uit volle borst volbracht
bezwangerd van een diepste wens
vervuld en pipetteerde suf en lens
het laatste levensteken uit z'n kruis
dat zij zo gretig neemt in d'r huis
de onvolprezen vermenigvuldig lust
verwekt uit het omgekomen bewust
zijn nakomelingschap zo herrezen
verneukt uit deze kreuk bewezen
Schonen
op de vlucht geslagen
sloten hebben er ook weer
schoon genoeg van
bermbeheer
alles raakt kant noch wal
natuurvriendelijk oeverloos
gevoel is in gestrekte termen
rechtlijnig uitgedost
de vlegels rusten al weer
op één oor te drogen
in winterslaap gesust
door al het ruimen
een rietzanger klaagt
steen en been zo
uitgezwaaid in tegenzin
hoe bitterkoud de tocht
iedere watergang is opgeleverd
de dekmantels tot pulp geklepeld
voor de wintergast er rust in ziet
verdwijnt zijn rietkraag in die zin
zondag 4 december 2011
Het stonk vandaag
het denkwerk ging uit
naar instortingsgevaar
van de aarde alles stond al
klaar het gevaar was onaf-
wendbaar in een oogopslag
toch speelde men het klaar
om het nog een hele dag uit-
te stellen dus bleef de stank
nog even hangen alvorens
alles nadien verdween.
donderdag 1 december 2011
Lichtzinnig
langs de dichtgesnoeide hagen haken en ogen
daardoor heen tot littekens opengereten plekken
waar allicht nog een blik waardiger achter schuilt
twijfelwaardig in de tijd staan stillen tot taal verstomd
dan de woorden wikken in het twijggewas waar
ondoordringbaarheid in uitgelegd wordt op stenen
uitgeteld raken omdat het opvallen er niet toedoet
Cruciaal
van de verwachtingen
te smachten naar genot
zonder enig weet van lot
dat genoten daaraan
met klaarkomen zich bond
aan onverhoeds leven
een verwachting die gewekt
langgerekt de eeuwigheid
herschiep van lotgevallen
die sneuvelden bij bosjes
aan hetzelfde euvel leven
dat geconsumeerd nu een
maal niet geschonken kan
maar slechts met volle teugen
weer een nageslacht aan zich
bond met inbinden van kaf
tot op het vel vol geschreven
tekenen die als tijdgeest dienden
van het vlekkeloos bestaansrecht
dat kalm rimpelend de aandacht
trekt van vele voldongen feiten
als het ware beter geloosd
uit zelfbevrediging in onschuld
verworpen zaaddier ja dat
als oud vuil ter aarde werd
besteld en afgedragen
-------
Maar wie, zonder zonde,
zou z'n eigen vlees en bloed
willen missen?