woensdag 30 november 2011
De bodem ingeslagen
Met ontgronden diep in mijn gedachten
Zat ik weken lang met aarde in mijn handen
Maakte ik de bodem tot mijn slaapstede
Een woon voor mij alleen zo groot genoeg
Dat ik daarin was blijven steken spa voor spade
Werd ik met omkeren behept te spitten
Kwam er onverhoedse stenen tegen
Zelfs schelpenbanken op z'n zachts
Maar eenmaal gebroken zat verdiept
In wereldse zaken die ik daar verder trof
Ik was getroffen nietszeggend zelfs
Toen geborgen alles daarin gezekerd was
En er een enorme hoop restte die ik opwierp
Zonder mij daarop te vestigen zat ik in de put
dinsdag 22 november 2011
Zwijgzaam
en voel de leegte die daar schuilhoudt huishoudt zo je wilt
en bekruip eens dat gevoel wat je daar over houdt
en wees eens uitgeleefd weer in jezelf gekeerd
en kom eens thuis met waar ik woon
en wees zo eenzaam daar met mij
R
maandag 21 november 2011
Proeve van tijd
tot het weeë zacht dat kleeft
aan het gehemelte dat alles
uit een rolletje in de weet
of de smaak zeer valt
te vergeten gelijk kiespijn
met wat je missen kan
door het nog eens op
te roepen met geweten
dat niet alles te koop is
ook al ligt het uitgestald
te wachten op je lust
die ene herinnering
te laten beklijven
in het gebit dat eens
daar
stevig doorheen beet
zaterdag 19 november 2011
Kou
door hun zelf omgeven gehuld
Ze zijn als door zichzelf gegeven
in rook weer opgegaan vervlucht
Zwart als rook in al het bewegen
zijn ze door zichzelf heen verkregen
Zo zijn ze in het leven een gepaard
in al de kroon gestoken hoog geschal
Ze zijn nu eenmaal jaargetijde vaste prik
in weerwil tot elkaar onverveerd gekomen
Losl open in de mist
nog even warmte te geven
buiten hangt een deken
mist te luchten bijna tegen
regen aan druipt de boom
zijn takken schoon
van blad ontdaan
door zoveel licht
trekken de latraans
vreemde sporen
bij't te water raken
de straten zijn ijsbanen
in weerschijn van de leegte
het uitgangsleven rust
bestorven in blikken
geworpen vuil op straat
Ik schop daar tegen
echo's blijken zeer gedempt
terug te geven waar het op
afliep tegen blinde muren
een gang als velen eindigt
doodlopend in de kiem
gesmoord komt het woord in vrij veld
tot leven van ondoordringbaarheid
door een schot hagel in het wilde
weg zijn alle dromen vervlogen
de geur verschroeit de aarde
het geluk zit wat ongemakkelijk tegen
naast me met op schoot het kliekje verveling
dat bepaald volgens de weerman gister
voor vandaag weer kortzichtig leven
alsof iedereen dat niet eerder wist
vrijdag 18 november 2011
Op aarde
als gordijnstof verstikkend
om mij heen ik neem
geen licht meer waar ik
in schemer heen verblind
op vreemde gronden
aangeland in het laatste
woon waar vensters toe
niets doen vermoeden
dat ooit opgelucht hier
de lucht zacht bewegen
de ademtocht toeliet
waaraan ik mijn ogen
sloot in zachte stroom
daarvan licht bewogen
donderdag 17 november 2011
Niet thuis
ik ben niet thuis
mijn huis is niet thuis
thuis heb ik geen huis
de uithuizigheid heeft plaats gevonden
dak- en thuisloze zorgen onomwonden
dat er geen speelruimte meer in zit
daar er geen speelhuis meer in is
thuis heb ik geen huis meer
mijn huis is niet thuis meer
Ik heb niets meer in huis,
ik ben hier niet meer thuis
woensdag 16 november 2011
De nachtkijker
als de nacht is uitgeweken
valt toch lichter uit dan hij
had bedacht als nachtbraker
met het doven nog
was hij het zicht
dat nu geboden
weer volledig kwijt
dinsdag 15 november 2011
Een wijl verpozen
meer dan zijn in worden
in mist wegebbend stem
geluid van deze roepende
vervagend tegen dit
achtergronddecor
ver wegdempenden
schreden die terug
treden in hun niets
dan zwijgende zerken
in afwerend harde tijd
ik wil alleen niet zijn
dat verpletterend refrein
van neergestorte zinnen
echo's wegstervend mijn
maandag 14 november 2011
Verraadseling
maar wat en dacht
ja, hier kan ik wel
mee leven toen
bleek ik de enige
die daar zichzelf
mee kon inleven
heb ik terug gegeven
waar't mee begon
zondag 13 november 2011
Weerijs
R
zaterdag 12 november 2011
Dode in't plantsoen
een neger zo te zien die eerder al vermist
nu zomaar in verwarde toestand dobberde
een vroege wandelaar ontmoette hem daar
maar het beeld daaraan sprak hem niet aan
ze hadden hem al opgegeven toen i weer
verscheen waar men niet vanuit was gegaan
dat hij het initiatief toonde in opwaartse kracht
om niet te verslaafd aan leven weer te water
te gaan al was de navelstreng toen beter
wellicht lag het daar allemaal wel aan
vrijdag 11 november 2011
Een nacht
toen ik de dag had
afgebroken vielen
de bladeren van de bomen
verscheen aansluitend
de volle maan in een hallo
blauw overtrokken was de aarde
de ruiten in een witte waas
zagen daardoor niet
de nachtvorst komen
geheel beslagen ten ijs
een vliesdun verlangen
dat de spiegeling weerhield
stomverbaasd drongen geluiden
diep tot mij door in alle stilte
die ook aanbrak knapte hout
in lichte laaien van het vuur
dat iedereen doofde en
niemand geloofde het
verwarde hoofd
dat knikte aanstond
morgenrood en vroor
aan en bijzonder dood
donderdag 10 november 2011
Ruiken aan de regenboog
er vol van en dat luchtte op.
Reed aansluitend tweebaans,
dat zit me mee in tegenlicht
De vrachtwagens zijn prachtig
verkleurd vannacht zo onderweg.
Bij flarden worden wij onzichtbaar,
het verblindde in de tegenspraak.
Hoe of het zit stond in een vraagteken
onleesbaar vermeld op een snelweg.
Alles vastgelegd loopt de tijd tegen-
draads op de wegas weg wat mij
versteld. Dit is een ongeval
of toeval op zn minst in mist.
R
maandag 7 november 2011
't is al laat
hij vanaf de straat
bergafwaarts daar
waar geen licht
het meer toelaat
dat leven een dieptepunt kent
heeft een ieder beminnelijk mens
tot de ochtend toe weleens beleefd
dat afscheid daarvan niet vervreemd
zondag 6 november 2011
In tussentijd
dan heeft ze zonder opsmuk wallen
onder haar geloken oogleden
anders is weelderig golvend
alle kanten op een vol bos
en vol overgave ontstuimig
als de zee trekt ze dan dicht
en vlak voor mijn ogen recht
spiegelbeeldig weergeven glans
purper smaakt het onvermoeibaar
licht ontsnapt ternauwernood
aan haar uitgedoste haren
de kleur van verlokkelijk tegenlicht
dan oogt ze zilter dan ze smaakt
trekt wapperend zichzelf terug
in eb glad strand haar voorhoofd
waar eerder nog met tegenwind
een vloed van golven zich aftekenden
drijven nu op haar geloken gezicht
in kalme rustig dobberen haar dromen
aan mij voorbij terwijl ze slaapt
in een getijdenbewegelijkheid
haar ademhaling een briesje
zeewind dat nog in haar haren zit
ogen als schelpen omsloten parels
die niet gadeslaan maar altijd horen
Zekere dag
je wist het al wel dat het bestond
zowel eerder dan later was er wel
toch kon je er toen wel mee leven
het was wel al was het welletjes
om daar aan wel toe te geven
was wel een dat van onvermogen
feitelijk was je onwel in die dagen
maar nu zit er wel op en ziet het
wel zo als het is in plaats van erin
andere dagen waar over je wel hoorde
waren schaars gekleed en wel
met wat warmte omgeven opwelde
een bron van leven dat is een wel
maar nu wel op of langs of over of in
de dagen je het wel voor gezien hebt
rest je slechts een nu vaarwel
zaterdag 5 november 2011
Gat in de wereld
der zee in mij
spoelen zoveel
mensen aan
ze lijken allemaal
overdrijven ook
naamloos aan mij
voorbij met tijd
ik ben het wad
dat oeverloos
mensen neemt
voor wat ze zijn
ze zijn aan mij
voorbij gegaan
in alle gedaanten
vormen zij aan zij
daar alles mee
wat gezegd is
zijn zij een wad
in mij wat neerslaat
en begroeit raakt
met de tijd
die open haalt
in kreken vol
van pijn vergaat
Ik ben het wad
in mij gaan
alle mensen
voorbij
Dit alles onder ons gezegd
scheert een kiekendief nabij
de dijkcoupure de kale kruin
en maalt nergens meer om
nu de muizen uitgekauwd
in braakballen zijn vereend
het water dik van leven
springt zilvervlies er boven
uit roeptekens krijsen
is een kwelder gegeven
traag verzinkt de zon
in gedachten aan de kim
verschijnt oranje geel
een vergezicht
dat afdroop in duister
vrijdag 4 november 2011
Ergens ginder
in je koude kleren zitten
struikel je over een doodse stilte
trekt nauwsluitend zwart
bloedrood weg in een ondergang
in scene gezet plaatst zich een jager
die bruusk een lading afschiet
tegen een overdreven geluksvogel
zowaar een wintergast op doortocht
verloren in een oogwenk zit je
vanuit het andermaals een geloofsbelijdenis afsteken tegen een hoopvol
noodlot dat jou zojuist overkwam al was het met gemopper.
R
donderdag 3 november 2011
Zie 't maar zo
dat om de dooiedood tot leven
wordt gewekt met optekenen
tot het verval intreedt
met rasse schreden
of een lege vulpen
niets meer noteert
om deze indruk
weer te geven
R
Wat niet geneest
de blind geslagen ramen
waaruit licht ontbeert
om het gade slaan
hoe de uitgelezen tucht
weer heerst in dit
vergankelijk heden
te verstaan gegeven dit
pikt een winterkoning niet
R
Ongegrepen
alles aangevreten rest van leven vergeten tot
vergaan in het kleinst vermalen van het zijn
de keuze is het lot waarin opgesloten fijn
nog onzichtbaar op het oog iets groen
het gloor van het herrijzen moet doen
geloven en beloven wat het inhoudt
hier te zijn vergeeld vergist verstout
tot enig onuitgesproken zicht op leven
uit de grond van het hart gegeven en
daarvan te eten om het even overleven
--
R
dinsdag 1 november 2011
'k wou da'k wist
iemand was daar omgekomen
die't zelf ook niet wist
de shit van het ontbinden
alles doodgewoon afgezet
overwoekerende gedachten
of klimop hoger daar
wel aardig stond
ten val gebracht in deze noot
verkeerde grijs gekleed
mn schaduwzijde waar
ik van afgeweken raak
zo te hoop gezet naast
graven op hun juiste plaats
lichter dagen nog een korter
stond hier te verdragen
ingewikkeld prikkeldraden kroon
gespannen om de toegang
te versperren waar 'k toe toog
-
R
Het was mistig
maar zat onrustig hard een vlaag
van bewustwording spraak me aan
stomverbaasd over zoveel was ik
te midden daarvan een luisterend oor
het vroeg of laat was gaande ter plaatse
juist op tijd of feitelijk wat later schoot
een gedachte me aan met hoe het
mij vergaat het ging zo als dat gaat
moeizaam is een eenzaam bestaan
een niet te verspelen zelfverdediging
het klaarde toen de mist optrok
maar helderder werd het er niet