Soms is ze sluik en valt ze stijl achterover
dan heeft ze zonder opsmuk wallen
onder haar geloken oogleden
anders is weelderig golvend
alle kanten op een vol bos
en vol overgave ontstuimig
als de zee trekt ze dan dicht
en vlak voor mijn ogen recht
spiegelbeeldig weergeven glans
purper smaakt het onvermoeibaar
licht ontsnapt ternauwernood
aan haar uitgedoste haren
de kleur van verlokkelijk tegenlicht
dan oogt ze zilter dan ze smaakt
trekt wapperend zichzelf terug
in eb glad strand haar voorhoofd
waar eerder nog met tegenwind
een vloed van golven zich aftekenden
drijven nu op haar geloken gezicht
in kalme rustig dobberen haar dromen
aan mij voorbij terwijl ze slaapt
in een getijdenbewegelijkheid
haar ademhaling een briesje
zeewind dat nog in haar haren zit
ogen als schelpen omsloten parels
die niet gadeslaan maar altijd horen