donderdag 30 september 2010
We liepen over
met bitterzoet
aan onze voeten
stapten wij over
koninginnenkruid
het deed ons goed
hoe hard van stapel ook
op harde ondergrond
ontsnapte bijvoet
uit de voegen terwijl
wij baanbrekend op
hellend vlak de doorn
struiken vermeden
speelden gedachten
wijdlopend over water
strelend zacht zon
verlichtte ons gezicht
dat zich vertaalt in 't verstaan
laat staan haar lichaamstaal
dat zonder woorden ook
doordacht open oploopt
in 't eindeloos verschiet
een weids gebaar dat zelfs
een man van zwaar staal
dat doorschijnend lichtvoetig
licht doorlatend licht bewogen
licht verder gaat
woensdag 29 september 2010
De middag is inpandig
ruime klotsen op keien verkiest
van veel meer en nog meer water
boven de stemloze toetsen
ja dan lijkt het weer geschikt
om de tijd aan te voelen en
ons samen aan te horen
dinsdag 28 september 2010
Vervreemdend licht
vervloeiende gloed
in zwart wit verlicht
brandend gemoed
kern blank verhit
waarin veel pit zit
een twee in één
eenheid vereend
zondag 26 september 2010
Lallend door het landschap
rustig af
de kuddegeest komt op u af
met iedere seconde
tikt de tijd en draaft hij
met horden tegelijkertijd
duizenden gedweeën verveelden en
weemoedigen die halfslachtig in hem
willen delen met een bankwezen
sponserend als oude zemen
de leesbrillen en verwezen
op de tourtocht door hun verleden
georganiseerd voor de velen
met hun rugzakje oud zeer en
verloren levensdoel dat vermaak
zoekt bij vertieren zo verleert
dat eigenheid verdrinkt
in samenscholen bij vernijnige
onbevreesde groepsgeesten
warend als nimfen
in hun gore tex broekpakjes
meindel boots op zoek naar roots
door het schemerig heden
de mannen die alles vastleggen
voor de toekomst bevriezen
in hun compactbeeldjesdragers
het ware leven waardoor ze waren
(LAL; lange afstand loper)
zaterdag 25 september 2010
Overrijp
leest zich uit van kaft naar kaft
Piano die nimmer uit zichzelf
onaangeroerd speelt
Beminnelijk vruchtvlees
zoeter rijp
bijt zo malser wee
Maar owee het leven
zit niet mee zit
er niet mee
Het lijdt gewoon
een stervend bestaan
met de kater op schoot
die half dood
dit leed bijwoont
De wegstervende
de dovende halve toon
het kreunend bestaan
dat zacht en fluitend
de adem uitstoot
Terwijl een late herfsttij
lustig zingend
de zonsopgang bijwoont
vrijdag 24 september 2010
Lijnvormig
nog groen gemutst
rimpelvoetig in 't gelid
tot weerzijden verdicht
pal voor paal gesteld
nauwgezet maar afgemeten
abeeltje spelend
tot je van kleur verschiet
wetend of juist niet
hoe toch jaargetijden
door je vaten stromen
terwijl je van dromen
lommerrijk over je schaduw
heen gestapt gericht
geen gezicht meer
geeft als je bent
uitgeschreven licht
eeuwig vastgezet
dinsdag 21 september 2010
Te moede
naast thee te weinig
Indrukken van dit
zo versteend bestaan
Geen rozenperk sprak
tot de verbeelding
Niets liep meer
op een sisser af
Kiezel knaagde familair
hoorbaar op afstand
Toen het gevolg vertrok
droop het ook van regen
Neerslag bleek de weerslag
van dit ontstuimig maal
Waar een ieder zich
aan te buiten ging
Met schransen aan de dis genoot
ook overvloedig beschonken
Met klein gerief het feestvarken
dat zich zo wassen liet
En met de kater achterbleef
waarop zij besloten in een pack
Dit was niets en belet ons niet om
om te komen naar genenzijde
Waar tot ons gerief
geen boete doening
Ons met schuldenlast de oren
wast van dit galgenmaal
Voor na bestaanden ingerichtte
nasmaak van dit kruidenbitter
Ergens tegoed voor
was hij een kapitale fout
uitgebuit of uitbuiter geld
zat hem dwars of wars daar
tegen de slappe was gekant
een aflopende schuldenlast
hij was gewoon te getrouw
geen pak van het hart
met wat bij hem te halen viel
viel hij af van zwaar gewicht
oplichter van goed of kwaadgeefs
tot geen vuiltje meer in de lucht
maandag 20 september 2010
Dat is zat
om te bezien of er nog leven in zat
niets leverde dat toen daar
geen bewijs van studiezin
meer in zat bleek de as
van het getuigschrift wat
stof vervluchtend nat
waardeloos als dat vuur
dat doofde toen het uit was
vreemd te zien hoe
vergankelijk het was
Van beton
terwijl buiten langzij een kat
er geriefelijk onderkomen inziet
heeft de leegte erin huisgehouden onderkomen geboden aan de postbode
die dagelijks via de brievenbus
vrolijk de boel met mussen verluchtte
weken zwegen zich uitgehongerd
in de kamerplanten een graf
buitenlangs droop het ervan af
toen ik ontwaarde hoe de hypotheek
alles bijeen hield dat afbladerde
zondag 19 september 2010
hier komt het op aan
met de moordenaar
of je tilt iemand bijvoorbeeld
met pootje lichten
door een domme kracht
je neemt hem nog even in de tang
je neemt hem in het ootje
met een pijpsleutel
slaat hem buiten westen met het vuistje
of een mokerslag met sleg
waarop hij voor paal blijft staan
voor gaas grofmazig gewikkeld
van gevogelte ontbreekt hier ieder spoor
dreven meeuwen zwijgend toe
zoals ze 's avonds weer om kwamen
uit het omgeploegde land als de kippen erbij
die kraaiden bij het ontbreken van de haan
de verrekijker vogelde door turend
met pijn en moeite
een grauwe kiekendief uit
wat kauwtjes met z'n allen
zonden nog geluid bij het geschreeuw
van de allerhoogste daken het regende
tot slot het gebladerte
van de boomkroongetuigen
Etterpuist
kapot gekrapt vannacht
gedroomd hoe toch
die puist in het vlees
een gat werd in de reet
de bil die spleet
tot diepe wond
een gapend gat
dit ongeneeslijk weg
gevreten vlees
waar ik mee zat
was slechts de droom
waar ik uit mezelf rees
mezelf een dienst bewees
dat het zitvlak loom weer
rust genoot zo uitgelezen
toch in toom ik niet schroom
om gewoon te zitten
waar ik ook woon door gewoon
uit m'n dak te gaan
We genoten
we hadden prachtige
verfgezichten die omver
werden geblazen
we waren in het begin
de stilte lag voor de hand
daarvan werd genoten
er was ook veel van nodig
iets raasde als een straaljager
terwijl de mussen floten steeg
een merel met dat deuntje op
je kon aflezen dat in de poriën iets
verkleefde dat verdacht veel leek
op avondschemer of ochtendgloren
met een slaapstand ertussen door
toen de brievenbus afging de hond
blafde een man voorlangs
liep en bleef alleen een luidspreker over
om de gedachten uit een te zetten
die nogal tekeer gingen
donderdag 16 september 2010
gelukkig uit het lood gericht
naar uit lood staande
grauwe abelen
in wier tooi de herfst
tint in vergeelde kleuren
een rode blos op
spaarzame momenten
het weidse vergezicht
van eeuwig verwaaien
drukt zich hier omzichtig
zilverschoon uit
in scheve bomen
stram liep ik daar
tussen hun lede ogen
de stammenstrijd
twee rijen dicht
geplantte kronen
in hinder van de weerstand
die genoten werd om nimmer
omwaaien maar ruisen tegen
ieder windgebrul van builen
hoe hoger van de toren ook
daarin taai hout sneuvelden
aan weerzijde van mijn wegen
waarop ik overwegend loop
omgeven door de keuzen
zonder kiezen met wind
voor of tegen zeker heden
omgeven mijn tweespaltige
natuur
Pikant
op straat,
ik dacht gelijk aan Heerema
Het waaide ook, vandaar.
Er waren meerdere vrouwen daar.
Geen gekleed, op enkele na, gelijk moslima.
Opdat de spanning steeg,
als erotiserend zwart gewaad.
Wapperend, vrij lustig en onzedig haar,
zwoele bries met 'n doldrieste draai.
Zo graaide gods adem gretig aldaar
door 't vrouwelijk protest op vrije klederdracht.
Het opstootje van windkracht acht
toonde uit alle macht de wetten
tegen de zwaarte kracht.
Van mantelpak tot en met in spijkerstof
strak vorm gegeven bilpartij blies
tevens fleurig kleurig rokkostuum op
het soepel dun doorschijnend lijf
danwel een lubberende buikje raar.
Dit dat schuil hing
achter ook de bloemetjes jurk
die losbandig om enorme borsten ging.
Schaamteloos blies godspartij het schoon;
geen vuiltje aan lucht, Hij verkoos immer
partij voor vrijheid en voor deze keer,
alle dames zeer luchtig door.
Tot plotsklaps lustiger nog
Zijn hete adem die de schepping verzocht
de ware aard van de verhulde
vrouwelijk schoon te tonen.
Geheel ontdaan uit godsnaam
blies hij de burka op,
tot één frivool nachtgewaad.
Daar onder school zowaar
in Eva's kostuum
het maagdelijk blank gelaat
van de smetteloze vrouw:
Het paradijs op straat bestaat
bevrijdt door duizend ogenparen
in deze zalig onzedige strijd.
Zo stond zij daar genakend naakt en bleek
een kostelijk zwarte toog te bungelen
aan de vlaggenstok. Alwaar
een ieder schande sprak '
dat Neerland zo verandert
in een islam staat'. zolang
als dit gewaad halfstok daar
blijft steken op deze Prinsjesdag.
woensdag 15 september 2010
Nieuw bericht
Was nog niet genezen van de afgehouwen borsten
het kind dat stak het wapentuig
het menselijk vlees toen amper twaalf
maanden later ik weer door de kleuren aangetrokken
werd van het ontspoorde leven
dat blijkbaar nooit meer op de rail werd gezet
een kerkhof als dierentuin
het uitgeleefde recreatiepark
een kerk die eindelijk open stond
met opgeblazen muren
nog wat geblameerde patriarchen
tentoongesteld als haveloze zaken
hun koninkrijk een koloniale blunder
net een uit de hand gelopen slachtpartij
waarin de wilde beesten feesten
in hun bijna opgedeelde thuisland
-----
Congo
Het huis van morgen
zoals de achterham uit gebot
op 't hakblok rust
niemand verzwijgt de smaak
van ongeschonden vlees
met een geheelde tong
ongerept blakend in anders mond
gebeten op de diepste zin
inbegrepen daarin zijn de handen
dan weer thuis op de huid die afgelezen
zweet van poëzie en het verlangen daarin
een lichaam dat onomwonden zwijgt
in geven beleeft zijdelings haar zin
een bevredigend geluid van naakt
haar lichaam in zijn gekrulde zinnen
maandag 13 september 2010
Alleen van lucht
waarin ik
vroeger zonder
ook verder kon kijken
geen woord teveel
gezegd of ook verzwegen
begrijp ik nu
waar wieken naar slaan
ze houden er niets aan over
dan energie
die weer verloren gaat
in lucht
een ademstoot
aan woorden
die ik er hier aan wijd
zondag 12 september 2010
iDentIteIt
van het 'gesetteld' interieur
opspelers van dure bange en olaffe
klank
verliest de onverzettelijke kleur
gekant tegen ordenend princiep
van gezeik tegen de tafelpoot
de stoelgang van haar gehoor
ook popmuziek ging zo teloor
voor geblunder met geldelijk decor
de snert
van straalbezopen kuttenkop
voor lul gezette snarenpunker
verpacht aan de empedrie cultuur
wat rest is de bakelieten groef
van de ongepolijste subcultuur
van onbedoelde spetters
van vergeten afgesleten muzikantjes
die onverbeten klassieke krassen
op het geweten met zijn diamanten naald
beschreven uitgeleefde dressing
in de codering is afgesleten
De boom
komt zeer bedrukt weer tot nieuw leven
is vreemd genoeg van bladeren voorzien
't bladgroen ontbreekt tenzij stuk gelezen
wortelt nimmer dan gegrond in goede aarde
waar beklijven als een stamboom in staat
beschreven uit het goede hout gesneden
gaat nooit als boom verloren bij bosbranden
maar in vuurhaarden van zeer gemene aard
komt wonderbaarlijk weer herboren tot leven
uit grijs verleden door licht uitzendend oog
vanzelf sprekend geweten dat nooit boog
als hoge boom de felste winden bestreed
door eerst zeer belerend eeuwen te trotseren
lezers jaarringen later generatiewisselingen
te voorzien van voedsel dat nooit vergaat
door stofwisselen dat seizoenen zo eigen is
~
kloof die ongeneeslijk bewezen voor de bijl
ging met sneuvelen van ongeschreven vooroordelen
zaterdag 11 september 2010
Nazomer
die schilferig neerdalen op sneeuwwit papier zoals hij eerder nog een
kruidentuin bewerkte
met eenjarigen wetend dat de winter nadert geen plant het overleeft
anders dan bedekt
vielen regels op papier samen in een schrift hij bundelde zoveel
gedachten als gevoelens
dat toelieten in deze onbegrijpelijke zinnen
waarin het groen nog geurend mals verlamd van poten moeizaam in aarde
wortel schoot
met gemak van deze regenachtige dagen
waarop een klemtoon van water vochtig lag
in druppels beschreven parelende damp
nog hopend op een nabloei in de herfst
van de herkenning die specerijen geven
in de vervreemde smaak op eten
dat de tong omgeeft met tegenspreken zoals
de mol op wormen jacht nooit de opgeworpen
hoop uitgeeft die priemend op de grond
toonbeeld is van verscholen leven
Ze trok zich niets meer aan
stond ze
daar verzorgd
aanschouwelijk naakt
van alles uit
is langs haar heen
gegaan in dat
verlangen kwamen wij
samen dichter
aan dan wat
nauwsluitend
zich in ons
liet begaan
woordloos zijn
in metaforen voor
geen andere ogen
te horen met wie
wij zijn twee in een
samengestelden
werelddelen om
alleen onszelf zijn
passend heen
geheel
vrijdag 10 september 2010
Laat ik het zo zeggen
terwijl het de zomer
door in stilte groeide
het uitzicht lonkt
leeg schrale dromer
bloem die uitbloeide
trekt 'n denkrimpel
met gevogelte over
dempt dadelijk
in diepe groeven
de aarde zwarter
winterslapend verder
Zien staan zitten
in het maanlicht doorlopend jouw
gedachtegangen
waarin de vensters blauw
verlicht me dit laten zeggen
met je ogen dicht
jij toch ziet
met mijn innerlijke stem
die fluisterend zegt
je draagt me bij je
waar ik ook ben
dan sta stil
en gaat zitten
in dit licht
dat ik gebruik
voor dit gedicht
dat anders nooit
zo had geklonken
als van jou uit
door mij vertelt
donderdag 9 september 2010
Dierenleed
in gedrag. De grutto zeer bevlogen blijft maar liegen waar of het nest
wel ligt. De vos daarintegen laat zich niet bedriegen en weet hoe hij
linksaf rechts, ieder legsel uit zijn hoofd, verschalken kan. De
heggenmus bevestigt dit, leeggeroofd vanuit zijn grondhouding, met een
vage overtuiging dat het weer goedkomt.
De mist trekt immers op, een melkbleke zon belooft wat vaag een mooie
dag, terwijl ondertussen de neerslag is bewezen. Vochtig van de regen
uit de vorige dag ontsnapt om in dit nieuwe leven vol bedrog elkaar
weer te gedogen.
De hoog bevlogen grutto uit zijn stiekem verscholen nest met bebroedde
eitjes van zijn soort. De vos met slinkse wegen aanhoudend op
roverstocht in schadalige bewoordingen. Tot slot de aangedane
heggenmusn nog schuchter welbelust, de macht weer over de vliegkunst
herwonnen na de streken van de vos.
Allen begegeven zich op pad om de zon een loer te draaien waaronder zo
behaaglijk toeven was, tot er donkere wolken opkomen uit het niets.
Het gevogelte van de aarde, de vissen in het water de dieren op het
land ja zij alleen weten dat dit lotgevallen zijn van een stelletje
vreemde vogels die elkaar toefluisteren hoe goed het is om te gedogen
dat bedrog een leventeken is.
woensdag 8 september 2010
Eenhuizig
met overal zijn aansluitende gedachten-
gangen en gebaande wegen waarover ik
mezelf weg dichtte vervuld van 't azijn
in prachtig doorschijnend glas van mij
de vreugde van het opgeloste zijn
Lauwersoog (de ochtend erna) |
gewist van rebus en van quiz 'n raadsel
van ontrafeld zijn ontfutseld uit mijn ik
het niet ter zake doende vergezicht
een oogwenk licht van ochtendgloren
verdicht van wat de nacht had aangericht
aflopende metaforen in scherp gekante nevel
droom die smaakte naar het zwevend kruid
Ouden dijk (de avond ervoor) |
maar was gekruikt in 't zuurzwart zijn
herkenbaar maar onzichtbaar smaakte
nu mij pas openbaart met 't ontkurkte zijn
'n vervluchtte geur mijn geest is uit de fles
dinsdag 7 september 2010
maandag 6 september 2010
Bij wijze van spreken
De bekende weg.
Een man, hield mij staande,
vroeg mij naar de gereformeerde school.
Langs het smalle pad,
de steile brug voor voetgangers,
over het traag stromende water.
Ik hoorde vreemd genoeg op
van de orgelmuziek uit zijn tas.
Vertelde dat deze school
niet meer bestond.
Hij sprak mij gewoonweg tegen en
werd weer heengezonden.
zondag 5 september 2010
voorkauwen
het was een compleet nieuwe opwelling
van wel doordacht geluid
de zendmast er zeer voor in genomen
luidde luider zo bedacht
zond de klanken
er werd in 't zwart het holst van de nacht
geschapen tot een bezopen wereldbeeld
geheel en al verdronken lag verzadigd
van hun klanken die in koor alles doorbroken
wat rust in zich had met slapen
geen uiltje werd er nog geknapt in de heem van zorg
in het bejaardenoord waar hardhorendheid heerste zoals verwacht
luidde men eveneens de noodklok met het lawaai van straat die nacht
de ouden van dagen waren het zat
kropen rolden en slopen in 't rond de mast
om de herrie te doorbreken die erdoor ontstond
sloegen zij de stokken stuk op het staal van stijve mast
het mocht niet baten de onrust heerste die de kauwtjes hadden bedacht
ze lieten zich niet de loef afsteken of van de wijs brengen die nacht hun nacht
van braken en nachtrust breken was hun gegeven en door hun bedacht
geen ouder wijf of kale kop kon hen dat recht ontzeggen met vertellen hoe hard
het krijsen mocht klinken op de zendmast voor mobiel verkeer die analoog was ingenomen
horen en zien vergingen met bejaarden en kauwen in fladderen en kreupelen
strompelen en bedelen met schreeuwen en smeken niets hielp
de nacht was stuk en lag gebroken op de hun pad
plotsklaps werd er iets bedacht door een baby wel doordacht
die zetten het op een huilen in haar vuile luier dat het stonk
in de oren van de slechthorenden en hoog bevlogen vlerken
niemand liet zich onbetuigd om troost te schenken aan dat kleinood
er werden nieuwe klankkleurtjes bedacht en toegepast
kauwtjes keuvelde onverwacht en oudjes murmelde zacht
de stilte drong oorverdovend door toen de zuigeling zweeg
kreeg iedereen de smaak te pakken van wat rust hen deed
en sliep uitgestorven in met wegebbende de geluiden
die echode wat na tegen de dichtgeslagen ramen
waarachter iemand stierf en anderen verhaal haalde
bleek de geest verdreven die de herrie schiep
alles was weer als van ouds gewoon doodstil
de nanacht blies een kaarsje uit het kerkhof
stond oogluikend toe hoe de zwijgplicht werd
geborgen in een kist was de uitvaart goed geregeld
die dag na de nacht dat iedereen verwacht had
dat men stembanden niet meer kon snoeren
was door een simpele bevalling en heengaan
van de mens de schepping weer in evenwicht
met komen en gaan werd alles weer volbracht.
vrijdag 3 september 2010
Iemand viel tegen niemand uit
feller blauw daarboven
de zon zoekt nog evenwicht.
Iemand had overdreven
wat rechte strepen getrokken
waarop wolkjes drijven
vanaf de horizon bezien.
Meeuwen wolken richting zee
maar zilvergrijs is dat wat moeilijk
uit te leggen zonder tegenlicht.
Ze zweven allemaal beschenen
ergens heen terwijl ik doelloos staar
in naamloos groen ouder
dan de voorbijgaande herinnering.
Bezie een boom die
nog tegen bladval aan is
kun je wel stellen.
Avondlicht waar ook sprake van is
wanneer het stil genoeg voorbij trekt
tot grijs gedicht een sluier mist.
Iemand viel tegen
niemand meer
in het bijzonder uit
over het uitstekend gras
waarover ik weer struikelde.
Ruimte zat om
in te nemen
alleen
mijn eigen ruimte
ben ik daarin wat
verdronken zoek geraakt.
donderdag 2 september 2010
Ik leg dit in een schrijven neer
toont haar hemellichamen
gesluierd kruipt de maan rond
in een afgepaste kleurenpracht
er zijn nachtvogels
die geen kleur bekennen
in hun gezang verleidelijk licht
ongemerkte boompartijen
maken zich eenstemmig op
tot stemband van de bui
die ergens ontstaat
het verhaal van eeuwig ruisen
waar innig de beklemming
staat te lezen van
het ten prooi gevallen licht
dat geen onderkomen weet
in de vergeten schaduw
van de dood die heerst
in alles wat hier overleeft
woensdag 1 september 2010
Stervensbericht
bericht filosofeert wat
over hoe gedicht
onthaast weer
leven is
na de dood en ziet
de keerzijde
mijn god
geen gezicht
de tol
die je betalen moest afgedrukt
in euri's uitgedrukt twee
vijfentwingtig een koopje
op een ZW afdrukje van niets
bewolkt beschadigd vergezicht
gelijk een oude zinken goot
ligt uitgestrekt en zweeft
op een vreemdsoortig
drijfvermogen je kunt er niets
aan doen de aarde kromt
rondom je heen met wat je ziet
een grote stilte met in't geniep
een ontsnappingskans
die oppiept uit een lijnvormig
verband van aaneengebonden
watergangen voorspelbaar vol
waarin een stroomlint
wat beweging ligt daar
door breekt de opgelegde zwijgplicht
met zacht sijpelen lispelt het water
dat zwaar bemalen zich verzet
tegen de alom heersende zwaartekracht
van het bedrukte landschap