dreven meeuwen zwijgend toe
zoals ze 's avonds weer om kwamen
uit het omgeploegde land als de kippen erbij
die kraaiden bij het ontbreken van de haan
de verrekijker vogelde door turend
met pijn en moeite
een grauwe kiekendief uit
wat kauwtjes met z'n allen
zonden nog geluid bij het geschreeuw
van de allerhoogste daken het regende
tot slot het gebladerte
van de boomkroongetuigen