dinsdag 13 juli 2010

Die verrotte eik

Die daar voor mij stond: schakel tussen hemel en aarde. Wat een gebrek
om zo de onderwereld kortgesloten te zien met hemelse gewelf. Daar
doorheen speelde licht uit de kroon op de grond voor mijn voeten
gelijk mijn gedachten die wensten te aarden. Eikel tussen de eikels
hopend op een kiemkrachtig plekje voedingsbodem.

Wodan's eik, die machtig nog de takken wijd verspreid mijn lach
omsloot toen bleek dat deze boom de eeuwen trotseerde als
Paardenkastanje. Deze reus was de tel behoorlijk kwijt. Zoveel lentes
weet ik me gezekerd aan de idee dat krachten tot in het hart van de
aarde doorgroeide tot een hemels streven dat gelijk de klauw aan
machtige pols tevens zuil betrof van het hemelse gewelf. Dat alles nu,
van bladerdek tot bladaarde was rot. De eeuwigheid stond op het punt
van instorten. Zo werd het ultieme levensteken een levendbedreigde
grafrede. De nadagen tot in dit voorjaar uitgedragen zou de zomer niet
eens overleven.
Een bliksemschicht trof doel en raakte mij ik raakte opgewonden aldus.
Bevlogen zeer hoog bevlogen sloegen de vlammen uit mijn hersenstam die
ik rijkelijk verwarde met de molm, het weeig vlees dat eens hout was
van ongekende macht. Mijn tong spoog nog: dit is een godswonder dat om
zich heen sloeg terwijl ik wortel schoot. Zo diepdrongen bevlogen
raakte ik over de gerui'de kruin die ontdaan van al het dode hout mij
liet sprokkelen om een levensteken van de uitgewaaide kroon. Getuige
deze vleesboom met hersenstam die ik werd terwijl mijn fontonel
wagenwijd geopend de zonnesteken toeliet op mijn kruin. Het deed pijn
om zo roerloos door mijn gedachten te bladeren die al juniruiend van
overtollig dracht ontdaan vruchtbaar bleken. Zie de mens, hier sta ik
voor paal wortel te schieten naast een boomlijk. Mijn gedachten
vervliedend voor bij zien schieten omdat nooit meer dingen kunnen
worden op een manier waaruit ik ze optekende. Mijn huid weerbarstig
vol gekrast met liefdestekenen van allerlei bevalligheden die hun
wensen in mij boorden. Een glimp viel me op die naast me kiemde, het
bleek een narcis die in plaats van bolgewas uit zaad opschoot.
Vergewiste mij dat ik me vergiste met wie ik was en zag genoegzaam hoe
gering in eenvoud ik een gedachtebepaling bleek meer gevoelsmatig dan
verhout een bloemsteel van zeer bederfelijke aard met jaarlijkse
terugkomgarantie onder mijn eigen opgestoken droomkroongetuigenis.