Ik ben de ramptourist die aan uw tolerantiegrenzen verschijnt
de badgast die aan uw kustplaatsen getijdenwerking geeft
die leeft van noodzaak en op u kost de pot verteert
uw bestaanzekerheid verbleekt terwijl uw vruchtwater
doorbreekt verdrink ik m'n kind in de barensnood
die bij u strandt en ons een verschijningsvorm geeft
ik ben dat randverschijnsel dat bloedrood naaktstranden van waarheid
kleurt met het stukje ondergoed dat aan uw scheermesdraadjes geregen
zit dat vleesrestje in uw gebit dat stierlijk vervelend uw mondhoek
vertrekt tot grimas op uw gezicht met mijn aanzien van het gelaat
wat mij aanstaart alsof ik de vervreemdeling ben die u niet ziet