maandag 4 juni 2012

Het brandend beursje

Het brandend beursje

Beursplein werd bevrijdt tot marsepein
mammonnetje weer opgedirkt voor kijklustig publiek
de gulde hulde aan het spleetje licht dat er op viel
kijkgenot in een plasgootje tegen vrij entree was niemand
tegen wat tegen viel met het ontberen ener roede
de scepter werd sceptisch zo te zien ontmantelt
tot een vrouwelijk lid geprezen zei de Heer
zo maagdelijk ontvallen was zelden ingelijst
meermaals bevallig lispelde de schaamlip nog
bescheiden het laatste lidwoord
vanwaar zo dwaas ontstak het heilig vuur
zo diep van binnen in die zinnen
opgedist uit louter lust om te beginnen
werd haar geslacht opgebaard geopenbaard
tot baarlijk woest genoegen aan de wand
te kijk te keur te vuur en en én zwaard
ontsnapt de preutsheid kuis uit de gordelroos
een openbaring van een onbeschreven blad
gevallen terug in de schoot geworpen
het paradijs ontkruist van heiligheid
waarin vergapen met de mond oogstrelend
gepaard gaat vingeren in het grotje van genot
menigeen zoekraak daar bevrijdt verhit
tot over de oren weer op baarmoedertje lief
hier doorheen vrijworstelend in minnenspel
ons wierp en telkenmale weer bij haar riep
via het voorhang dat zo weelderig tiert
de taal omgeeft die toegedicht is in haar
innerlijk zo het vrouwelijkschoon
van genaakbaarheid haar siert waar
een ieder zo gaarne in haar
schulpje weer doordringt.