Hij kan die ene dag nog doelgericht de schone was vrolijk buiten
in de zon
droog laten verwaaien. Bungelend tot het lichter voor hem wordt. De andere dag dan schuldbewust het klimaat
weer zien veranderen omdat iedereen daar last van heeft omdat het regent.
Hij kan, zijn kont van haar ontdaan, door't kaal te scheren klaar maken
voor een goede beurt met haar. Waar hij dan dagen later schijt aan heeft,
omdat stekelig daaraan, zijn kont moet afvegen van,
alles wat hij bij haar naliet aan naweeën. Hoe overbevolkt zijn gemoed de tel kwijt raakt,
aan het velen van de velen om hem heen. Die weer allemaal hetzelfde deden,
uit pure lust van het beleven, dat daar uit voort kwam. En zo voorts hetzelfde wenst
te beleven aan pret die hen ontzegd werd, terwijl ze zelfs opgewekt werden.
Maar nu, allemaal overbevolkt weer, de vuile was buiten hangen. Die ternauwernood droogt
omdat iedereen huilt want het zit ze weer, net als hem, toch tegen.