zondag 29 december 2013

De leeglopers

Uit het hart komen ze
afgedropen kooplui
bepakt en bezakt

inboedel in de opruiming
habbekrats en vlooienmarkt
nering naar kentering

een schraal bestaan
zo leeggelopen kan het
het hard tekeer gaan

zelfs op zulk een grote schaal
kan het verkeerd gaan
staat van verval een legerschaar
verknipt z'n welvaart op te kloppen
tot slagroomtaart van goedaardig volk
dat haar omringt komt haar centrum
in het geding niet door armetierigheid
van een akelig wreed bestaan
maar arm worden kan gevaarlijk zijn
door de eenzaamheid
en rest nog slechts een helder verstand
dat een open geest bespeeld
met medemenselijkheid

zaterdag 28 december 2013

Neem mij

Schoen wringt het hart klopt ook
de hemel klinkt leeg sterren staren
wat verveeld zwijgend in een heelal
vervreemd geheel alles omvattend
veel staat ook ursa op half zeven
leven is nu eenmaal noordwaarts
verdwenen een grote leegte

water in alle stilte vat in zwart
dit nog eens samen met een enkele fietser
laat op pad die nietszeggend voorbij
dit uur roerloos in de tocht zich overgeeft
veel verder weg is alles niets

een pluim tegen de nachtvorst aan
voorspelt de laatste adem zichzelf
wat benauwd zwoegt iemand zich
de longen uit het lijf en weet dit alles

donderdag 26 december 2013

Naaktmodel staan

Ze hebben niet veel meer
om het lijf dan huid
keurig gefotografeerd
en na verluidt
ook veel dichter
een welvende kromming
in de tijd
die slijt
maar geen gezicht
anders dan onontplooibaar
stijf gelaat
dat ontluisterend
naakt uitdrukking geeft aan

niets

meer

dan wat er staat

toonbeeld van tinten in verval
voor de tijd er raad mee weet
verveeld aan knabbelt en wat vreet
tot er een karakter uitspreekt

woensdag 25 december 2013

Nou moe

De radio één keertje afrossen
omdat Tomas onder valse naam
daarop was over z'n complot
maar ook hoe Theo daar onder
straalbezopen was wat niemand zag
omdat zover afgelegen dat
op een eiland plaats vond

of aan het bekomen was
van de nieuwste wildernis
net voltrokken in bittere kou
waar beesten het aflegden
tegen Heras of domweg heckwerk
van een stelletje runderen
dat boeltje afvrat juist daar

waar nagemaakte paardjes
het bos in werden gejaagd
door winterweer dat eerder
plat gegraasd ook uitgeraasd
menig edeldier de stuipen
op het lijf joeg en het bestierf
gelijk het kerstavond betrof
waar zoveel leed bijeen
gedreven bitterkoud het hiernamaals
in gedreven werd

dit

alles

nog
één
keer

Iedereen gelukkig

ongelukkig.
Alleen zijn ongelukkig
Getrouwd zijn ongelukkig
Doodgaan ongelukkig
Geboren worden ongelukkig
Samenzijn ongelukkig
Gescheiden zijn ongelukkig
Leven ongelukkig
Leve ongelukkig
Doodgewoon 
gelukkig

In weerwil van waarde

Het verhangen van een kostbaar olijke noot
in de teneur van tegenslagen bij de volheid
van het overbekende werk van kunstuitingen
kortgesloten weelde met het schromelijke
dat blinkend noch blikkend op het verleden
helder trots toch bungelt aan één koordje
opgeheven rijk van kleuren door het slijk
te weerloos voorwaar van een verbonden
en zeer verbrande gelaatstrek in polderland
verweesd door tijd en geest de moederziel
uit handen gegeven maar zo welluidend
geschreven zonder één woord zo vuil daarin
want alles van waarde wordt weer water

zaterdag 21 december 2013

Onthechting

Nu ik tussen de regels lees
staat doodlopend helder
me voor ogen hoe
langs de lijnen
van het schrift
mijn hand bewoog

ik stond versteld tot woord
dat onuitgesproken toch
letter voor letter voor
gelogen de tekst

tot lichaam uitgedrukt
mijn geestesoog verengde
in vaste belijning van haar
uitgebeeld verleden
waar in toch uitgeleefd
ben weg gedreven

zondag 15 december 2013

Vandaag

werd de aarde verrijkt met hoop
een grote hoop van leve
de vrijheid van een mens
die beleden werd
tot in de uithoeken van de dood

zaterdag 14 december 2013

Voor mij uit 1

Het is avond en de schoen wringt
ik heb mezelf soldaat gemaakt
van kant gemaakt en afgemaakt
opgetogen afgetuigd bejubeld
vermaakt tot ledere pop weerspiegelt
zonnebril zijn en spelen dat op
de closetpot ook een deksel past

maandag 9 december 2013

Een bleekscheet

Al bijna smetteloos en zonder opsmuk
het geheel ontblote hoofd zo
uitdrukkingsloos uit de plooi

al wordt beweerd dat hier potentieel
het menselijk vermogen wordt getoond
blijkt des te meer een werkwoord

de schilder de collectieve geest
naakt maar ontdaan naast haar
neergelegd in een luttele streek
van een niet in te houden emotie

die zij zo gaarne toch naliet
uit te drukken in het afgepeld portret

-
Vrij naar "door het beeld" : white radiance (autonomie)

zondag 8 december 2013

Gaza

Hoe jodendom
toch 'n piepklein staatje
met een hek d'r om

Op bewogen gronden

Ik nam mij wij
gaan niet samen door
een deur

Wij komen samen uit
dezelfde aarde voort
zijn zelfs voor elkaar
bestemd met afnemen

Maar op weloverwogen
gronden zijn wij beroerd
en daardoor ik mij

zeer bewust ontdaan
hoe zekere gronden
niet meer bestaan

Ontdaan

O mijn god ik heb de wereld maar ontdaan
van hun enige heilsoldaat en rest geen held
meer hier op aard die in staat zal zijn
vergevensgezind de wereld goedgemutst
tegemoet zal treden tot het werelderfdeel
dat niemand meer ten deel zal vallen
anders dan tegenvallen hoe het zal vergaan
nu zelfs de bleekscheet een traantje wegpinkt
en de wereld verder struikelend hinkt

thin lips ladies lipsticks

Ze murmelen roodomlijnd weldoordacht
mondjesmatig op een smal tijdsgewricht
scharnierend om hun middelpunt draait
een ranke taille met rok bekleed zo fraai
heupwiegt weldadig maar gewelddadig
door het beeld dat menigeen bekeek
wat rechtgezet een zuiver bleek

Je deelt er een en soms twee muren om je heen mee in een blok bijeen

Het hoorbaar genoegen van venijn
komt piekfijn tot uitdrukking door beton
dof een plof besloten kloosterleven
om je heen in hofjes opgesloten aaneen
waar per gilde lid het ambacht werd
samengepakt tot stervenstoe een fase
waar doorheen niemand opgepakt
ontstaat spontaan uit spruitjesbuurt
een bloemkool wijk waar pleiners
opgroeide in het groen tot rijtjesmens
aan een ge slo ten raakte iedereen
verliefd op sterven in een identiteit
waar iedereen aan leed geen twijfel
noch geweifel dat hoog verrezen
niets te vrezen was van hoogtevrees
bij voorkeur met balkon voor zelfmoord
van ziekmakende binnensteden
van het hart dat modernisme het grootste
hoogste goed van galerijwonen
tegen oneigentijds vervelen in de oudheid
kastelen uit een grijs verleden in close harmony
een ieder zich individueel kan gaan versteden
hunkerend op een gemeenplaats voor bejaarden

 argru argri architect wat 
zijt gij toch een triest figuur
dat het afgrijzen 
van de tijd bevriest 

in torenhoge egoos ergo ego zelf liever zich verliest
in een oud verslonst maar opgeleukt stoffig onderkomen 
triestig troosteloos en wezenloos zelfontworpen Anton Piekje
om gezamenlijk met Grietje aan te Hansen en maar sjansen 
met de originaliteit van zijn eigen banaliteit 
o hijtje voor het karweitje waar hebben wij toch 
deze bouwkunde aan verdiend  ----
Bernard Hulsman: rijtjeshuis 

zaterdag 7 december 2013

Het stilst op straat (zilverwit uitgesneden)

Geruisloos maar geheel ontdaan
staan kale bomen roerloos in de rij
het woest geruis dat van hen uitging
is gestaakt in bijna zwijgend tikken
in de knoppen van de twijgen

als een vrouw zo naakt die eerder
louter uit woorden was te lezen
later in zinnen zichzelf uitsprak
om in volheid van het leven

zich over te geven aan haar kaal
zo blank bestaan dat door de lucht
bezeten haar lichaam uitdeed
sprekend neerzeeg naast haar huid

waar zachter tint dan maagdelijk hout
zij gesneden was in zuiver wit van haar
bestaan dat door handen heen gekneed
haar adem stiet in het ritme van bewegen

hoe zeer bewogen zij meegaand genomen
meegenomen werd in dromen
die hij in haar achterliet bekomen
van de uren ontkleedde tijd

zij uitgelezen tot op de nerven zij 
loom verveeld de bladeren streelt
vergetel zwart geblakerd ter aarde
weet hoe op het weefsel te teren
dat werd gegeten toen zacht zomers
de wind alle herinnering weg blies

vrijdag 6 december 2013

Zo vleselijk nog Oranjegezind

Het onafwendbare in de muilkorf
Zacht belijnd zo fraai monddood
Gemaakt voor gloeiend zaad
Hoe kiemkrachtig ook ten onder
Gaat in blakend schitteren op het oog
Maakt het geen valse verwachtingen
Meer waar dan leugens en gelogenstraft
Het telkens weer om gaat de mazen
In het ogenschijnlijk schrijnen
Ten koste gaan en weer
Om met leugens gepaard

Ik wentel een kleine oranje revolutie af

Een mooie kleine revolutie af
Ik ben van water uit gegaan
Ik het land aan aarde aan mij voorbij
Ik de zwarte schijn van koppen klei
Ik storm wolken aan mij voorbij
Ik schuw schunnig scheef door mijn hoofd
Ik speel met tegenwind in mij

De dartele nachtmerrie gaat te keer
Slank en lenig maar ledig in de schemer
Blaakt zij weelderig haar tuchtig lijf
Het is het schitterend ten ondergaan
Schuierende schierende schaduwen 

Ik wentel een fraaie kleine oranje revolutie af
en val terstond in dovend kleurrijk verschiet
Zingend fluitend neuriënd ten neer 




 



dinsdag 3 december 2013

In eens dringt het tot mij door.

Bij't lezen van een roman dien je een vraagteken over te houden, bij voorkeur eentje op z'n kop.
Mooier nog, van kaft tot kaft uitgelezen, is het vergeten waar het staat.
Dan blijft ook uit het hoofd zoveel te vragen over, dat je het ergste vreest.
De inhoud, stemt die nog wel overeen met wat je weet, of is het slechts het inbeelden?

Het is te overwegen om de chauffeur zonder rijbevoegdheid te verwarren met het in elkaar gereden verhikel, waar het gaat om het gevaar dat overblijft na het ongeluk van lezen.
Geen woord teveel of blijft slechts achterwege hangen aan de laatste regel.
Waar in de regel het aan alles ontbreekt om verder rustig mee te kunnen leven.

Uiteindelijk gingen ze er allemaal voor. Het kraken afgeleerd, zwart kalfs bijvoorkeur. Met spijkerkoppen slaan versierden ze ook elkaar. Zelden was het leven, zeldzaam ook de uitzichten
op het beteren daarvan. De straten hadden harde klinkers, kelen koorden en koerden in horden door. Er was geen horizon dan de overstaande gevels. Even uitgeleefd als boden vensters geen toekomstbeeld.

Ik beende voor mezelf uit. Bot gezegd kwam ik uit de grond van mijn hart, daar zat faalangst aan vast. Ingesloten op z'n gemak, wachtend op een wond, waaruit zuiver rood de gedachte ontspringt. Daarin opgesloten zat de overmaat van ramp te hunkeren naar een daad. Het andere geslacht werd zichtbaar, achteraf, een kraamkamer van de wreedste dromen. Gevangen in de lust van enig nut was het leven ineens zingevend.

Zinderend van angst te beven, ja dat is leven na de dood. Telkens dwalen er weer vragen vallend van de ooit zo hechte stam, wier kroon er lucht van krijgt dat bladeren iets van afsterven heeft.
Maar toch levenstekenen afzet tegen het dode hout, waar molm en rot het interen vertalen in een overdaad aan leven. Gebukt gaat alles schuil dat eens de welvaart duldde onder dikke lagen schuld. Besef te meer dat uit de vaart genomen menig volk zijn aard weer herwint in overleven.