Verstofte aarde omgeploegde hemel
bogend over glanzend stalen messen
van de boer die snedig de horizon afmat.
O, uitgeputte lucht zo bewierookt bewolkte
blauwe vouwen in de plooien van het gelaat.
Bukt een zweem van zwarte grond omhoog
gebukt brak daar de zon in duizend stralen
uiteengedreven maar opgeheven weg.
Gebaand door regen striemend leven
wind gewogen te licht te vluchtig zweven.
Ergens dwaalt langs een lichaam van gras
een grazig wezen dat met warme slagen
duizelingwekkend afgewenteld is.