om tot slot mij met kantklosjes liet zitten
naast een borduurkussen op je wang
met schering en inslag haken en ogen
garen spinnen was een tour
uit godsdienstige overwegingen
zo ook blokfluitspelend kinderen verwekken
om nu eindelijk volwassen droog achter de oren
in het leven te staan een kunstwerk was
als alle kiezels in beton verankeren
op de voetenpaadjes naar je vakantiehuisje
dat als tweede huid in Speulderbos bijeen gesprokkeld was
een huid dat als doodskleed je gegoten werd omsloot
met zwarte plekjes de angst dat vergiffenis niet toereikend was
voorbij je graf toch die kerkelijke zegen mee kreeg met zielenrust
in woorden eenvoudig te verstrekken in daden wel eens straf
immer in zonden ontvangen blijf je trouw aan de geboorte
dat verwekken onzedig lekker schunnig kinderen opleverde
die geloof ik niet meer zijn wat je ervan had verwacht
maar gelukkig is kennis van goed en kwaad
niet alleen appels met peren vergelijken tegenwoordig
bleven je handen onzichtbaar straf troosten maar milder toch