De ruimte die in ons zit
ingegeven door bezit
ommuurde zekerheden
kluisteren het verleden
verslaafd aan de tijd
rest niets dan respijt
in leegte te leven
met niets omgeven
-------
We zijn ons huis kwijt, sprak de slak terwijl hij paarde.
Zij zei dat het niet zo was, als naaktslak bewezen.
Immers ergens onderweg waren wij al genezen
van dit bezittelijk ongemak. En hebben het leven
halfslachtig voortgezet zonder onderkomen. Al kleeft er
nog een staartje van aan ons uiterste achterste in de vorm
van een stukje harder ongemak. Geen huis, omdat
het beter past te leven als een bloot gegeven. Opdat wij
zonder onderscheid nu paren aan elkaar zonder ons
te meten aan de drift. Of danwel de man of vrouwelijk
wezen te spelen in ook het rolbevestigend ongemak;
dat leven nu eenmaal geeft wanneer een dak boven ons
hoofd als schuilplaats dient voor zelfbedachte regels.
En dit geen uitkomst biedt aan ons bestaan, dat slechts
bestaat uit paringsdrift. Al was het maar om voort te planten
omwille van het planten eten die alleen maar groeien
om gegeten te worden. Onze duurzame plicht, zijnde daklozen.