zondag 26 juni 2011

De aangekomen tijd

De tijd is aangekomen, ik zag hem
komen, net op tijd.
Er was ook niet veel van
over, de tijd was over,
verstreken zoals dat heet.
Het zat er dus op, zoals het hoorde
bij verstrijken, de tijd stemde
daarmee overeen, klopte het
daarmee. Onafgebroken
werd eerder de tijd al opgenomen,
bijvoorbeeld voor onderzoek,
of gewoon omdat men op tijd wou zijn

zonder te komen. Dat laatste immers
kostte tijd, duurde lang, of erger nog
werd geldelijk uitgedrukt. Dat laatste
maakte kostbare tijd werd afgeboekt. Zo
werd tijd steeds vaker waardelozer
zelfs op de lange duur. Alles werd ermee
uitgespookt, de kortste, de langste,
de eerste, de laatste zelfs. Alles dus.
Ieder stukje tijd telde

mee om af te tellen hoe het afliep.
Op het laatste was het tijd, die afliep,
er rinkelde ergens nog een bel. Men stond
op toen het al te laat was, er was geen tijd
meer, het was doodgewoon uitgeput op, maar
tijd heelt, dat scheelt heel wat,

-
R