gedroegen zich daarna. Doven en wat daar vanuit ging
was de boodschap, een grote hoop,
sprak telkens weer daaruit. Er was iets
te vertellen, gesteld dat het te beweren was.
Een verwijzing van een aanwijzing
naar een wijziging
die iemand anders moet ondergaan. Ook zij, en velen
met haar doen hetzelfde in verwijzen naar hetgeen
daar weer voor anderen naar te verwijzen was. Velen,
zeer velen -,- zeer vele -leden- daaraan.
Zo werden schriften vol geschreven, uitputtend
voor wie wou. Anderen, weer anderen, hadden daar
niets mee, ze hadden geen boodschap aan
het beledene. Zoveel, teveel, woorden smachtend
aan de lippen, van het onvolprezen vers dat van hem
waar nooit eens iets echt vanuit
is gegaan