Toen de oeverloper de kantjes erbij afliep
stond het water ons al te bloemlezen met wat
allemaal aansprak aan de overzijde
het weerlichtte in de bijslaap
tijdens het nachtbraken
het ijs kraakte maar niemand zakte er door
gewoon straal bezopen waren de bitterlingen
bewortelend bezig in het afstromend water
het hield geen steek zo bij elkaar genomen
waterpest hield overtuigend aan die zomer
door woekeren in de openbare ruimte
was geen plaats voor twee gereserveerd.