verrichten zij schade aan mijn gewas.
Gezond uit de bodem geslagen,
verhef ik het waterglas en vette sporen
later laten me verder voor wat het was.
De afgekloven bladeren van een hoop
slaplanten die kiemkrachtiger waren
maar niet opgewassen tegen vraat.
Kil en ongenaakbaar waren de segrijnen,
niet naakt nog om dood te trappen
of te kraken in hun pand waar zij
van huis uit niet uit weg te slaan zijn.
Onverstoorbaar onhoorbaar graasden zij
de loten van de monnikskappen
die hun vruchtbeginsels node ontbeerden
met hun bisexuele aard. Het, geloof ik,
is een zegen om zonder drift te leven,
of onzijdig daarvan te zijn.
Het stijve lidsteng van de heermoes bleef
ongeschonden vruchtbaar dwepen
in de verstoorde aarde.
Een bijna zedeloos bestaansrecht in deze hof
van Heden waar alles samenhangt in delen
van het eerste licht.
Het trof dat ook de madelief haar
maagdelijke kroonbladeren tooide
in de sprakeloos zon. Het blonk als nooit te voren,
deze smetteloze blik,die aan geen oog onttrokken
lonkten, in het verder onbesproken gazon.
In een bigamistisch samenstel van lijven
omstrengelden de hermafrodieten zich
tot slijk der aarde waarin de vruchten
van hun samenzijn in eipakketten werden
samengevat zijnde het ultieme nageslacht
van deze intiemer dadenkracht. Hoe enger
ook verkleinend toont de pasgeborene al
begrip voor tuinaanleg van mijn pootgoed
dat ik zo spaarzaam hier had uitgezet.