sporen getrokken door de straat
lucht gekregen van de kou
stil in staat ter goeder trouw
--
R
Hangt Hij dan in de schemerzone.
De bleke scheet, gepoetste tanden
gebleekte kuif oorverdovend
meer en minder komen uit zijn
mond tot rottend leeg uitgevreten fruit.
Kil niet ver van zijn stam holde
het vruchtlichaam onder luid gejoel
van keiharde kraaiensnavel uit
tot er een schil van schril leeggegeten
woorden restte kramend uit zijn keel
Hij steekt nu schril af
tegen verwilderd woekerend loof
dat nooit tot wasdom rijpt
onder de rijzende koperen ploert
zijn evenbeeld ja graag een zonnekoning
van het moreel instinct
dat verloren hing te bungelen
aan een jaarloot vol hunkerende knoppen
--
R
al schoon genoeg
was alles al
in scene gezet
Ik was mezelf al
eerder dan ik had
verwacht verwerkt
schoon genoeg
bleek alles in rep
en roer ronduit nep
met wat beloftes
en ook hoop valt
veel te redden
Ik was mezelf
al schoon genoeg
--
R
--
GrR
de aandacht werd verlegd
van sterk verbonden
door dit ogenblik
verstoord of beter nee
zoekt de aanleiding
tot afleiding het spel
om het spelen is zoek
vergeten mee te nemen
ligt de aandacht ergens
en wacht rustig
af
--
GrR
--
GrR
----
rip WB
--
GrR
--
GrR
--
GrR
ik wist vlakgom hielp eerder mee
of het zacht koolstof of vloeiend
zwart voor me verscheen ik kon
of ik wilde of niet het wissen tot
later bleek naar het me toe scheen
de indruk te bestaan dat in de vezels
diep ik sporen had na gelaten vreemd
onleesbaar zonder strijklicht ongemeen
mijn handschrift nieuw leven in blies
hoe ik ook gewist had kunnen weten
wissen leidt geduldig een eigen leven
op papier waarop ik stond uitgemeten
tussen de lijntjes blijven schrijven duldt
geen eigen wijs heden noch andere
tekenen van overleven die bij't oplossen
van inkt of wissen van potloodstrepen
niets bijdraagt aan het verdwijnen
zolang ik er zelf nog ben en voort leef
zoekend naar mijn eigen levensteken
dat op schrift gesteld de leugen
van mijn geheugen in taal verslaat
met me voordoen als een denkend
gedachtenlezend wezen is bewezen
--
GrR
met fel ten strijde trekken breken zij
de nachten op met striemen regen
in de koplampen van hun landarbeid
zo fraai tooit in deze leegte zwart
met abelen de contouren tekenend
waar ergens de dag ligt te loeren
op de vallend licht overigens
--
GrR
langzaam aan die last bezwijken
nog even de schappen kraken
van verlicht genot wanneer
de verzamelbundel wordt gelicht
prijkt ongemerkt een enkel vel
aan stof ontsnapt ter aarde vallend
dwarrelend gedicht dat gebukt ging
onder harde ruggen ingebonden zinnen
speels de klank weergeeft
die het bezingt ontsnapt een kreet
uit ademnood hoe de lucht weerklinkt gezongen in dit dalende wiegelied
niemand is meer op het droge
bij teveel onder de voet gelopen
vocht dat iedere kier en spleet vervult
van achterdocht dat rottig molmt
in tochtige bewoordingen
die overdag niets in mij ziet
en
bij niets inzien
door mij wordt bijgelicht
ontsteek ik niet maar
brand maar aan
in lichte laaien
van mijn bestaan
van kiezel waar het ruizend zong
in oorsprong tot donderend geraas
in ter aarde gaan van duivelse hoogten
tot diepten van het kabbelend paradijs
waar de eeuwigheid naar 't scheen
op lichtharpen door bladeren meespeelde
tot zij ontluisterend de poorten opent
van d'r baarmoeder naar de zee
daar'n delta treft in vaginaal geweld
verkrachtte zoete werkelijkheden
onder de voeten gelopen de hand
overspeelde kaalheid van 'n bestaan
dat aangeland in deze tegenwoordigheid
de schraalheid uitschreeuwt van de hel
die leeg gehaalde estruaria waar nee
doorklinkt in alle haarvaten van vergaan
in lichaamloos bewegen wat een leven
zonder kabaal haar vreemd verschijnen
na jaren her verdwenen blijft zij bestaan
herken haar in dat zweven
met lichtharpen bespelen
terwijl je brothers in arms hoort
evenals die eeuwige bazuinen
die eens moeten klinken toen
iedereen om haarheen uit
volle borst uitgezongen was
maar dat was
een kwart eeuw geleden
de draad weer opgepakt
bleek door 't oog gekropen
de onmogelijke kameel
een steekje losser weer
de gevonden naald uit-
stekend opgewassen
in de te hooi en gras
geworpen hoop een berg
door dalen heen bestaan-
s-recht op de beslechte weg
Zul je uitkijken wanneer opletten van pas is naar mij toe vergeten
wanneer ik er niet ben om je heen te bewegen
Zul je opmerkzaam zijn met gedachten bespelen als de werkelijkheid je
niet meer ziet staan
Zul je me vergeten zonder verweten omdat met ver weg het geten en
weten niets zeggen met wie ik was met zijn
Kun je vast -van me- houden in gedachten wanneer ik verdween uit een
verleden waar ikzelf nooit in verscheen
Ben ik dan bij je zonder het weten dat voelen onmogelijk ongenaakbaar
geen verschijning meer geeft
Wees dan tevreden met louter het voelen dat omzien verleden en
vooruitzien het voorzichtig naar voren toe beleeft
Het heldendom, daarnet weer
van genezen, herrees.
Een blonde scheet,
een memorabel taalwonder
naar scheen, beschreef een godswonder.
Hetgeen bewees; ook hier speelt
een aanslag op het leven de rol
in een strijdtoneel. Wie anders dan hij
met een keelkwaal overheerst zijn stem
in filmbeelden levend, achter een te grote bril.
Is de dood een breed uitgemeten genadeklap waar we mee moeten leren leven;
wetend dat de groten uit de vorige eeuw
ongeneeslijk zijn verdwenen. Ik tot mijn verbazing de ontdekking erop na,....