dinsdag 28 juni 2016

Bloemen tegen vlinders in je onderbuik

Het knaagt jeukt en vreet aan je
het leven gaat te hevig tekeer 
en keer op keer die haren daartegen
is geen huid bestand met raken

aanraken is nooit zo irritant geweest
sinds horden in het gelid aan ongeluk
zaaiers de bomen van geduld omzagen
de stammen ooit stram in het gelid

zijn harige potentaten waar stromend
naar omhoog het vraat de hemelboog
bestormt die als groen nog getuigt
van zomer draagt straks z'n herfsttij
en slechts de bloem haar vriend
zal menigvulger dan het lijkt
zich tegen de vlinder keren

af te leren wordt een overlevingsdrang.


--
hakuna matata,

ries.

zondag 26 juni 2016

brrexit ukip gbex

Het bedenkelijkt daar wat
met veel bedenksels dichterbij
gepaard met fluisterlucht en
donderende geruchtenstroom 
breekt de boel los in hagelslag
en stoot loopt het oppervlak 
van glanzend plaatwerk
gehavend in de goot en in het oog

maar ook dan breekt de zon
door de hoogste nood
van vuistdik beuken 
tot zoet waterstroomstootje
in de sloot vol kwakend
zwemmende welvarendheid
goed gebekte kikkers en 
enkele eendjes in het kroos

vliegensvlug vervliegt vervluchtigt
mild voorjarig bedenksels en
drupt stiller geroezemoes van vrede
slakkengang vreet slijmspoor op
en maken samen een kliederboel 
waarover meedogenloos de melodietjes
liedjes floten gelijk bekende rovers-
gevogelte dat de hemel bestormde
met witte geduifterig spul achterliet

dat alles terwijl deze pennenstreker
rap wat regels weg stufte 
die goed liepen of overliepen 
van eenduidig heden enige 
bedenksels in deze
hij hoopte nog op lievevrouwebedstro
 om wat mee te delen 
maar in deze stille omgang 
het is bij stijve ogentroost 
gebleven. 




maandag 20 juni 2016

folie au deux

En toen sprak zij
van ons
wat jammer
dat wij dat
niet zijn
dacht ik

even

toen bleek
dat wij dat
niet zijn 

het idee van ons
verbaasde mij
wat minder wij
nu er niet meer zijn.

Het zomert alleraardigst

Deze lente valt in rozenblaadjes uiteen

de zoete bedwelming van de zomer
tint al menig steen dat met wat regen

gister zachter scheen in het prieel
een doorgangshuis van het gekraagde
roodstaart paar kwiek in de weer

de stakenbouw als wachttoren dient 
tussen de bonen door wentelt 
in de maat een nieuwe soort 
schietmotachtig dier
 het scoort
waarschijnlijk kool zo
op het oog
ik loop gebogen onder de toog
met schrammen op m'n hoofd
van pijnlijk treffen met de zon
en nagelvast geloof in rozen
schijn van bloeddoorlatendheid
loom veeg ik de doornenkroon
op deze lijdensweg zijwaarts
verwond verwonder ik mij nog
hoe kleurrijk het verval kan zijn.

vrijdag 17 juni 2016

Dagen

De dagen denderen voort, ze razen.
Ik had zoveel vragen, maar de tijd 
is verstreken en stel ze niet. Niemand
zou het wagen de tijd nog te nemen
voor wat i is. Alleen maar om te weten
dat de tijd er niet meer is.  Te laat is
ook iets als nooit meer op tijd komen.
Terwijl juist nu een woord een antwoord
zelfs gegeven had kunnen worden.
Van iemand die op tijd was geweest,



--
hakuna matata,

ries.

Soms slaat het ergens

Soms zeggen ze
het klopt niet meer
daar staan ze
eventjes bij stil

Soms zeggen ze
dat klopt wel
weer en gaan
verder waar ik
gebleven was

Soms zeggen ze
het klopt al loopt
het niet zoals t hoort
en staan er weer bij
stil

soms klopt het
als ik zeg 
dat het nergens
op slaat

Soms ben ik gewoon 
heel eventjes maar
sta daar niet bij stil

Soms denk ik dan
dan ga ik maar
maar daar blijft
meestal bij.

Een moordvrouw

moord begaan
uit rechtse 
hoek beschoten
viel een dode 
niemand gewond
stierf een ideaal
op straat uit
overtuigingskracht


(laffer kon het niet
mond te snoeren


omwille van woorden
hoor de moordenaar
zijn ongelijk brullen)

maandag 13 juni 2016

Ar15

Voor de schietsport te importeren
in onderdelen te componeren
tot een muziekinstrument
dat in alle toonaarden 
zich leegt in lichamen
mist dicht te samen
geheel aan slachtoffer
dienen ter ere van de haat
die ieder menselijk schild
wegmaait voor het leven
weet dat regen zacht en aardig
van kogels niets is dan dodelijk 
verderf van kortstondig vermaak
dat bloeddorstigen goed smaakt


zondag 12 juni 2016

Ouder

Het mankement er nog maar aan
ook niet meer zo principieel
met wie je nog het lichaam deelt
het scheelt de tijd heelt het geheugen
vergetelheid lijkt meer en meer vergiffenis

weten is ook niet zo zeker meer
temeer lichaam aanwezig is
de minder het besef wat een ander
er nog van botviert in de lust
van overleven is haast
een zinnelijk gegeven

veelal lijkt niemand meer
op elkaar met onderscheid
wat de tijd ervan gebakken heeft
is de huid een aangenaam cocon
dat met de hand geraakt bewogen
is tot een opwekkend spel van delen

het licht hoeft er niet meer voor aan
maar uit doet er ook niet toe
zover de fantasie maar uitleeft
op nabeeld dat is bijgebleven
zonder dralen is te minnen
zonder vragen te beginnen
zonder afscheid opnieuw

is ieder dag een vrouw
die dauw berijpt herrijst
warmer met de zon verschijnt
de avond een prieeltje lijkt
waar in je haar verstrikt

terwijl de merel hetzelfde klinkt
en zij de nacht aanbid
die inslapen bezingt
een wiegeliedje zacht

de oogleden dicht wrijft
vingers strijken vaarwel
wakker worden een handdruk
die zij op je arm achterlaat.

Van kleur verschieten

Het witste wit wint er geen doekjes om
bruint af bakt door tot 
chocoladebruine zeereep
het pigment liegt daar niet om
hoe witter wit van binnen zit
verbrandt of niet van kleur verschiet
ziet menig maagdelijk wit gelaat
dat wit in de koude winter zit
wanneer een verbleekt kleurloos 
vergezicht verlangt naar de gekleurde 
mens die van nature bleekscheet heet
omdat het zo natuurlijk is de kunst
van afgunst afstraalt van de witte man
wanneer hij ook wat afgezwakt
een uitgebuitte kleurling blijkt

zaterdag 11 juni 2016

Veestapelgek vleesras




























Wij kunnen er niet meer om heen;
zijn grazend zwartwit bontvee 
in een wei. Roepend bijvoorkeur 
boe tegen elkaar. Maar wanneer
 het schrikdraadpuntje bij ons paaltje 
komt laten wij ons, 
zwartwit als we zijn, 
uitmelken door de baas 
alleen. Die, boers genoeg, 
geenszins kleurenblind schijnt
te zijn.

Een handvest

van door de wol geverfd
wordt het kogelvrij gemaakt
geen brandgaten te bekennen
alles dichtgeritst een keurslijf
waterdicht tegen zachte regen
blazoen maar schoner haast
minder stoffig dan het lijkt
de goede inborst past t net
gegoten voor het smetteloos
zijn als welhaast van vreemde
smetten vrij een boezemvriend
de bustehouder voor de vrouw
voor kuiser te luister houden 
van de man die het handvest past
een pennenstreek verwijdert 
van wat nauwer sluit om het lijf
is op het lijf geschreven 
levensteken zuiverend
tot op de ruggengraat
gerecht tot vreemde haat
voor alles dat vreemd staat
een staat om in te verkeren. 

Genezins

En god sprak
hoe bestaat het
mijn bestaansrecht 
mij ontnomen
ben ik ik niet
noch geweest
of ooit geworden
een niet bestaan
mij aangericht
hoe zeer besta ik
niet

In de wolken mensen

Schapen grazen grazen grazen
het gras scheidt water van het land
op de dijken grazen schapen
het water reikt de zee het slijk
zilte zilver schijnen dauwberijpt
de dijken hoger dan schapenwolken
neigt het hemelsblauw verschijnen
voor mensenkinderen die kijken
door de ogen van de dijken
waar vissen door naar binnen
stromen stuwt het water alles op
mensen schijnen een tijdverschijnsel
blijvend voor een momentje eeuwig zijn
grazende schapen wolken rond.

woensdag 8 juni 2016

Geef ons heden een onsje dagelijks brood

grijs is een modewoord dat net zo discriminerend klinkt als neger
in de oren van een ieder die van kleur verschiet bij witter schijnen

de dunheid van de huid is oppervlakkig bezien met een schaafwond
te verhelpen rood uitgeslagen is iedereen pijnlijk zeer opvallend gelijk

oogverblindend is een doel om op te richten hoe zwaar ook over
dreven het klinkt ook zeker dat alles stijver behoudens het lid 

de vereniging van vlees meer een verstrengeling in denken 
dan de drang van daden om het te doen wat vanzelfsprekend lijkt

hij vermag nog wel eens verhalen daarin meet alles vergeleken
filmisch weergegeven lijken op overleveren van sterke staaltjes vertier

zij geloofde daar ook in de klederdracht van de zestiger in spijkerstof
strak aangemeten met haar overal ontkleed in de kleedkamers van zijn brein

een pashokje om uit de kast te komen met een spiegelbeeld dat ergens
op een schurk leek die altijd raak schoot in de verbeelding van vrouwelijk schoon

een droom die nooit uitkomt maar ook nooit wordt vergeten
is in werkelijkheid de nachtmerrie waar zij steeds meer op lijkt

haar verlepte borstjes bungelde losjes in een bh'tje van C&A
alwaar ze voor de spiegel daar nog eerder leek op een oude ster

iets als Jane Fonda  jeugdig fruitig en ondeugend goeroe spelend
dol op rondingen op plekken waar hij zo nu en dan verlegen om is

nadat alles geloof ik wel is afgeleerd komt doodleuk god te voorschijn uit
naargeest weerbericht dat eeuwig alles omvattend voorgelezen wereldnieuws 

de aarde is rond dus we komen elkaar tegenwoordig overal tegen
maar wie had ooit kunnen weten hoe rampzalig nageslacht nu is.

Als leden van een menselijk ras

Ook dichters sterven
een stille dood 
op internet

je ziet ze
langzaam aan
verwelken
tot een hand
vol bloemblaadjes
rond hun potje
waarin hun boeketje
eerder schraal
dan tierig stond
te fleuren 
met de buurvrouw
anamoontje 

dat van slappe steel
het hoofd neigde
in de hoop
zijn pennenvrucht
of tenminste zaad
te proeven smaak
van hoger honing
riekend naar verderf 

de letteren knetteren
geenszins meer
dan kampvuur
van sprokkelhout
waar alle veldboeketjes
uitgelezen hopen 
op de gloed 

wetend dat schroei
ook iets met hitte is
dat ze foeilelijk lijkt
maar in hun verval
de schoonheid prijkt.

dinsdag 7 juni 2016

Tegen het jankend geweten

De lucht schreeuwde harder dan mijn geweten
ik de verlaten vlees geworden verbeeltenis van leven
mijn huid pasklaar gemaakt om te genezen
zo viel te lezen hoe verheffend alles leek
na de bevrijding volgde haar herrezen lichaam
uit het geschrift ontraadselt vrouwelijk lijf
ik telde de leden geen ontbrak ze was in wezen
te talrijk om hier nog te verbeelden 
met scheerschuim om de weg te effenen
van parelend geluk in de zevende hemel
na de zonnenbrandcremé met een factor teveel
om haar verhitte verbeelding glad te vergeten
het kwam er niet van hoe zeer zij ook exposeerde 
maakte eenzaamheid haar deelgenoot 
dat in die rede alleen was weggelegd
in haar poëtisch bestaan van zinnen
bondiger dan aangebonden stilte
vanwaar uit zij zweette tot handtastelijk
leven die haar tanden stukbeet op mijn gebeente
het scheelde dat het uitkwam bij haar schede
een bedwelmde zucht van ontluistering
ergens dieper dan haar verzwegen 
moederbeeld dat bezwangerd haar
tot de orde riep van onverzadigbaar
verlangen dat geen man kon schenken 
tenzij als dode letter beschreven.

De zomerkoning

Nu ik hier zo naar de vijver staart
bebloed gelaat van aardbeitaart
waad ik mijn gedachten daar
oeverloos op kleine schaal

ik brak de snavel op het ei
de dop bleek harder dan mijn wil
het waarin ook tevens dit
gebroken hart verstilt

ach geur van lente wat bekruipt mij
hier ik het leven van de kikkers aanschouw
met zo velen en aan niemand trouw
wat bind mij dan in deze ongebonden staat
waar overtuigend ik mijn onschuld verhul

dat zo genaakbaar maar ontdaan
brok uit nijd noch spijt betoon
dan hier te treffen in het paradijs
een man met wil in overmoed
de liefde gonst hem uit het bloed

hij van zelfbeeld of bevestiging 
zich beroept op het lustig ding
dat bezeten of ook wil bezit
zich te goed wil doen aan mijn
dierbaarste bezit waarmee gezegd

ik leef beleef en overleef 
ter goedertrouw de snotterende 
snoodaard met berouw 

hier ik toch zo spiegelbeeldiger
aanschouw terwijl z'n scheve lach
mij door het vlees heen snee

als riet dat ik voor ruimer zicht
uit de oever trok daarmee verwond
de overspelige handdruk gaf
aan de man die buiten schot

vergevingsgezind zijn eigen wonden likt 
door barmhartig min die stil beziet
wat haar gehoor doorgronde uit zijn mond.