Op mijn schoot een atlas van welvoegelijkheid
De geletterde doordachte man doorwrocht
van futiliteiten en rariteiten wat hij met taligheid
vermag. Zijn woordenschat onneukbaar hard
zwart op wit met gladharder kaft.
is hij de lettergeest en eveneens gepromoveerd
tot hoogste dundruk van het intelligentste feest,
dat op de academie van grijze cellen wordt onderwezen.
Ach de man, bijna autobiografeert hij zich nog
maar geluk valt hem ten deel dat zoveel deugd
nog schaamteloos naakt wordt uitgespreid
in voegwoorden tot één geheel wordt saam gesmeed.
Neemt eet en gedenk dit vlees
dat droger leest dan men vooraf vreest,
het is vers en even later is men zwaar beschonken
van de wijn die gelijk bloed dat morsig is gelekt
zwarter blijkt als harde kost die nog thans
moet worden verleerd.