Het fatsoenlijk groen ergert zich geel
dat zelfgenoegzaam deel net uit de knop
verheft zichzelf tot ware kunst
het is een gunst hun te mogen
zien als oersymbool zeer zelfbewust
het aureool van onknakbaar hoog
gesteeld verheven leven wellicht
dronken van veel licht te rap verlept
handige handjes handige geest
soepel bewegen met alle winden
mee met als het mee zit alle dagen
feest of anders warrig ziek lijdend
aan zelfzucht bij een briesje ongeluk
waarmee de leugen sneller uit de bol
geschoten de eeuwige jeugd verlept
tot uitgebloeide ondeugd dat bevlogen
noch bestoven roemloos hoofd
te aarde neigt in vroege zomer