zondag 12 januari 2014

De weerschijn

van groen lof in de winterzot
Ik leefde op een tijdsgewricht
van goddelijk genot tot vage vuur
de hel scheen naar het schijnt
het Paradiso te zijn geweest
m'n longen nog een uitgerookt kot
waaruit de tijd wegrotte terwijl nog leefde
voor schavuit op het schavot
en trager nog de tijd hervond
die sedimenteerde in m'n botten
tot stijfsel van de jeugdigheid
welk jeukend van spijt m'n geest uitblies

een laatste ademtocht op z'n retour
naar het heelal zowaar
godallemachtig daar toch z'n gelijk
behaald had op m'n godsdienstigheid

ik heb geen spijt meer van die tijd
waarvan teloorgang gelijk het gloren
van de dageraad een liedje zong
al weet ik niet meer hoe
dat van meet af aan begon.