dinsdag 18 juni 2013

Een vreemde stille avond

De maan sprak al hallo
al was hij halverwege
de vensters gaven hun geheimen
tegen iedere prijs weer nu de zon
het voor gezien hield in weerschijnen
de nevel hing roerloos boven zee
een wake voor de nachtelijke bode
die met de vleermuizen nog hondsdol
spreeuwen nabootsten op gehoor
er werd een afstand overbrugt met water
daarlangs heen ontwaarde ik

een menselijk beeld

het had een vrouw kunnen zijn
ze zei niets sprak mij niet tegen
wij hoorden elkaar zwijgend aan
zij wist zich nergens aangehouden
en was voor mij uitgegaan
ergens trof ik haar nog levend
ze viel aan niemand meer ten deel

door neerhangende geruisloos geboomte
waren wij nog als weleer lezende
aan elkaar gewoon
al schreef zij zelden nog in lichaamstaal
was haar aanwezig zijn een ankerplaats
geweken van haar zijde verbleef zij
in schemer sluimerend een schim in mij
wij gretig ten prooi gevallen nachtvlinders