Langs een onderdendamseweg
zijn de aalscholvers op de wieken neergestreken
starend naar het hagelgeslagen landschap
Terwijl de trager onder mij de weg vergleed verdween
glanzend nat gelijk het naast liggend glad gestreken water
waarop gestenigd het spiegelbeeld verdreven werd
Van de levensboom die in laagstaand tegenlicht schreef
hoe het uitgelezen bleek meisje met ijler haar
rank gestalte ijzersterk wegdreef als veeg levensteken