De tred en iedere stap die kraakt
het pad bezaaid met tak en kuil
de plas weergeeft in't blauw heelal
dat langzaam aan donker verschiet
vertraagt maar ook de rust die heerst
nevel dat zachter koel het zicht ontneemt
het blijft beleven in overleven fris
de uil verraadt de nacht erdoor
vreemd gehoor de weg is spoorloos
moedeloos door't getarte oog en oor
hoe bijster toch in droom vertaald
hoe't dwalen gaat voor't ontwaakt
hoe wijder ook het heinde ver gaat
dit bos haar schoonheid kwetsbaar
verzonken diep duister wijl ik sliep