En morgen zal ik de zomer ruimen, de bomen luchten
in hun kruinen stil gaan voor het zware diepe zuchten
van de kaalslag staken van vaal bleek melkwit licht
het blad ontwaren dat op zoveel zon zich heeft gericht
opvallend het van kleur verschieten zal ik in vegen
wind te grazen nemen tot de laatste druppel regen
in het overstemmende geven van wegtrekkend leven
waarlangs vogels in hun winterpracht al zijn omgeven
Maar morgen kom ik erop terug wanneer regels
vol beschreven uitgebloeide bloemen wijzen
die vol zaad gedragen in de bodem begraven
alles achter in de dor gedroogde lente zegels
besloten liggen door het wrede hier herrijzen
dat met onmetelijk afsterven niet valt te staven.