Het woord zit daar gemoedelijk in
opgesloten stelregel van gelatenheden.
Een gezicht dat zichzelf schimmig
spiegelt in de ruit van vlekkeloosheid.
Daarin ook de lachende meeuw
erkent in zijn dansende vogelvlucht.
Vervagend zinnebeeld verongelijkt
gelijk het verdampen van het bladerloos
silhouet dat rustig hout snijdt
achter de groene gordijnen.
Nog slechts een spatie verwijderd
van de inspringend onheilstijd.
De herfst welk bladgoudgeel
omkerig neerstrijkt op z'n hard
geplaveid ongenakend zijn.