dinsdag 8 mei 2012

Patroonheilige van de kleingeestige bestiering

Het kavel is beperkt
tot verhalen over zijn
piketpalen. Het perk, pikeert
de tuinman suf, is begrenst
tot de zomen van zijn brein.
De randen van de werkelijkheid
zijn gelegen op de angstvalligheid
van onbewaakte overpaden.

Het geluk bepaald in vierkante meters
wordt nooit afgerond tot een geheel.
De klucht van het gehucht
is het gezucht over het gerucht
wat wordt ingegeven door Zijne zieligheid.

Een afgemeten zeer, een pijnlijk afgemat
gemoed te moeten behoeden van wat grasmat.
De negorij in de verengde zin is de maatnemen
van wie die genomen moeten op vruchtgebruik.

Daarop wordt het geluk
uitgedrukt in grasmaaien
van ieder dwarsgelegen
spriet waarover struikelend
wordt heen gezeken.
De fijnmazigheid geeft
de begrenzing aan
de domheid van het domein.