De oevers weken van de eenden weg, elzen staken
er toe uit. Het neigen was in alle paren, futen boden elkaar
dit aan.
Een man die over de reling hing,
om te bezien of hij het nog zag zitten,
liep tegen dikker water aan dan was verwacht.
Alles werd erin teruggegeven wat hij daar had ingelegd.
Een hond werd aangeroepen,
de baas gaf daar gehoor aan. En speelde
daar verder niet wat dieren voorjaar op de weide? Nee,
de blauwe lucht werd slechts teruggebracht naar de hemel.
De gedachtengang was enigszins vernauwd
tot een zonsopgang. Bleek iedereen wat overdreven
toen zijn lijk, daar afgevoerd aan eenden, toch te water ging?
Ach, nee! Een uitgestorven beeld in golfslag gebroken verving zijn
evenbeeld.