gestaalde kaders van perkament
zachtledere handen op geplooid
gelaat in bijna uniform blauw
van spijkerstof hun vergadertijgertaal
gelooide zinnen in woordbreuken
en lettergrepen donderen van de tong.
De mannen van onze tijd zij
snijden waar hèt er goed in gaat
de gehoorgangen van hun
kantoortuingerichte luisteren
nauwgezet in netwerken dat
als spinrag hun gelaat omgeeft
De mannen van onze tijd zijn vrouw
in het diepst van hun gedachten
komen tot uitdrukking in wat
ze verwachten en staan pal
voor hun berechting in de geest
te spelen met hun meest gevreesde
zachte zijde van hun besneden beest