donderdag 20 oktober 2011

Een vreemde gang

van zaken op z'n kop. Een emmer op de komposthoop.
Gaaf, geen ruimte aan in de lucht met de bodem boven,
die daarin, wat rond, hing als verzinkt zwart gat.
.
Een put die niemand het hoofd kan bieden met wat rupsen
scharrelend daarin, en wellicht er ook toe besloten,
voor broodnodige winterrust.

Dit alles doelbewust tot wederopstanding
uit de stronthoop rijpend tot een groot koolwitje.

Vanuit de groengele harigheid van vorig jaar, popt zij in haar dromen
uit de winter van dit schraal bestaan.
Daarin toch ook de sluipende dood, die slurpend
rondwaart en haar niet toestaat,
maar voor voldongen feiten plaatst;

dat leven nu eenmaal met parasieten omgeven niet bestaat. Anders
dan het te bebroeden en door te geven aan het kroost. De kinderen
uit de gedachtegang van alleen al uitgevreten leven,
voor de moord op heel het leven dat voortkomt
uit de eieren op de boerenkool.