maandag 2 mei 2011

Voor zover*



 Voor zover*

Stil, aan de waterkant, 't eeuwig staren,
zit hij daar van horen zeggen vreemd.
De sterren als kroos zien zitten is
een kunst die Hij alleen verstaat,
om te vervreemden op een gebroken steen.

O, als hij eens niet zo wit uitgebeten werd
in het spiegelen naar zichzelf zoals Hij
zichzelf alleen maar ziet, in hoe het stof
zich aan Hem verkleefd waarmee hij zijn kans

zo schoon verkeken heeft verbeurt;
zich wentelend in miljarden jaren 
verheven turen naar dierenriemen, hoog.

In het ver verschiet zijn voeten
wadend in het water dat Hij ervaren heeft:
Hoe eeuwig overspoelen in gips gezet
Zijn vergankelijkheid aantast in het verweken.

-
*boeddha

(hoe Hem de oneindigheid vergaat onderwijl overal in het hiernumaals staart.)