het staat zo raar
dat het nu over bomen gaat
maar dat is onvermijdelijk
je ziet ze overal als onderwerp
begrijpelijk
R
R
R
Hij die zon kon laten stralen
terwijl die nog afwezig was
mat de schaduwen
in het verschuilen af
Hij die de uiteraard
der dingen doorzag
met blote handen wist
nog wat daar aan
ten grondslag lag
Hij die in een pennenstreek
kon weergeven wat hij ontnam
is daar dichter bij gebleven
met wat oorspronkelijk was
--
R
ik ben niet van papier!
Het sprak mij genoeg aan
het zou een ruimte moeten zijn
waar ik kan inhuizen
gelijk de muis zn hol
de haas zn leger
de mol zn gang kan gaan en
de worm zn hoop gevestigd heeft
zo zou er één woord
voor mij moeten zijn
--
R
blijft het in ieder aangenaam tijdsverblijf
een welkom antwoord op de wens
tot rust te komen in de verandering
zolang het maar niet uit de hand loopt
kun je ook wel heel wat hebben
met in den vreemde te vertoeven
zijn veel dromen ook op je lauweren
rustend te vervullen
zolang het maar niet uit de hand
zou je alle nachtmerries ongeschonden
kunnen temmen
met beteugelen van de angst
die voortkomt uit gewelddadig heden
zolang het maar niet uit de hand loopt
kan je gelukkig blijven leven
in de ruimte die herinneren heet
met het vergeten wat daarin achter bleef
zolang je het maar in de hand houdt
--
R
van alles wat mooi was is
mooi geweest is mooi geweest
dat kun je nu wel zeggen
met wat achteraf is geweest
komt goed binnen
al is het buiten slecht
weer
je moet er maar bij blijven
zitten laat staan
er vanuit willen gaan
--
R
genoegzaam hurken bij een afgebroken tak
waarop leven voort woekert van't gezwam
waar het door omkwam toen 't afbrak
onder de heersende druk ontluikend de knoppen
aan deze wilgenteen die voorjaar verraden
dat alles al ver verdord voor de lengende dag
katjes behoren immers gewoonte getrouw gelijk de knoppen
lenig te bungelen in weer en wind en nimmer te zwichten
laat staan gebukt ten gronde te gaan met inzicht
--
R
toen je in een droom ontwaakte
waarin veel bomen stonden
die je eerder was vergeten
omdat je er niet om heen kon
dat het bos al was verdwenen
in een eindloos diepe poel
van wezenloos weerspiegelen
en jij alleen dit weet
wat ons is overkomen
voor het slapen gaan
alles ook hebt
meegenomen dat herinnerde
aan jouw bestaan
waarin je kunt verdwalen
nu niemand verder meer
weet heeft van waarmee je was
begaan anders dan ietwat oppervlakkige
beesten die over water schreven
wat verder ook onleesbaar bleek
toen de kringen weer verdwenen
--
R
oogluik laat het op z'n beloop
hoeveel gehoorschade het ook oploopt
is de aanloop tot vastlopen al in gang gezet
blijft leesblind de gebruiksaanwijzer zitten
met beschrijven van een spelfout
in de handleiding die goed verstopt
deze hinder heeft veroorzaakt
--
R
ik ben niet van papier!
de woorden waar
ik voor stond zijn al
uitgebroken taal
dat vond plaats
in afgeknotte ver
gezochte versen i
ets waar
onverkort
ik begon
--
R
--
R
de aan weerzijden omzoomde weg viel in het niet
op een afstand bezien door het land tot in het verschiet
een lint van weglopende kleinigheden van nietig geboomte
hier kwamen kanten van de weg in een puntje uit gewoonte
alles was in stilte weergegeven uit mijn hand geschoten
zonder dat de verbeelding zich erin hardop uitsprak
kwamen de slagschaduwen gelijkmatig in beweging
ondanks de ruisende kronen bleef verder alles bij't begin
onveranderlijk boom voor boom hoorde ik me echo klinken
die naijlend telkens opnieuw verdween onderwijl doorreed
tot ik geen abeel meer hoorde om m'n schaduw terug te geven
--
R
tolt het in
alle rust
sust
roert niet meer
maalt nergens
om dat is te dol
waar is het hoofd
dat er niet bij is
en verloren
er niet meer bij
--
R
--
R
dan lege straten uitgewoonde panden en
een open riool het woon van ratten en
huisvuil dat op leven na dood is
achter gelaten volgespoten vergif
opdat de lijkschouwer het in kon nemen
zonder tegen heug en meug
de geest te nemen vriend en vijand
die er in verdronken was
twee kameraden met elkaar
verraden lieten daar 't leven
voor wat het waard was
rusten in die gevangenis
de engte ontbrak als schuil in deze leegte
waarin alles van het begin zo onbevangen leek
droop nu gelogen met lijkvocht af
luisterend naar 'n strijddeuntje op gitaar
doorregen snaren in toom
gehouden door
razend dunne vingers die ze bespeelden
dreven al die beelden zonder vergiffenis af
betastten het krijt dat
uitgevreten op wand
het geweten dat zo vreselijk overleden
in de jeugd verscholen lag
waarvan 's nachts nogwel eens
de accoorden van te horen zijn
geweest
--
R
vloeit de wijn overvloedig
om het bloed
mee te verdunnen
zo rijkelijk
dat het deeg in vlees verandert
verwond tot overstelpend gapend gat
waaruit de dure les getrokken
geen vergissingen
de zondeval meer mogelijk maken
van het opgelopen kassucces
--
R
zo raakt zij betrokken
bij de beweging
die van mij uitging
toen ik voetstoots aannam
dat wij buiten het boekje om
het balspel beheerstte
dat ons van de straat hield
welvallig ten deel viel rollend
over verboden wegen heen
iedere afslag namen
die naamloos
voor ons ontstegen
zonder één moment
het beoogde doel uit het oog
te verliezen op het gebaande pad
--
R
dat zelf bedacht mezelf ingekeerd
bevat beziet zijn als onderdeel van niet
een wormvormig verband dat tussen neus
en lip zichtbaar zit te snorren als een kater
na een stevige slokop dat met rijp beraad
weer inkeerd tot halfslachtig deel van mij
met onverhoede invalshoeken
waaruit vandaan de aanval
wordt ondernomen
die bovenlangs de slapen
kon bekoren met het harde hoofd
dat zichzelf geen raad weet
met de opgepotte herinneringen
waar louter nu uit bestaat
geen weethebbend met toen
laatstaan wat kort daarna staat
te gebeuren of toch tegen valt
te werpen op steen afstand
--
R
het vrij spelend blad
van liefde in de wind
geslagen treurt nog niet
om het gevang waarin
besloten het geweldigste
bevangen diep opgesloten
sliep op doodse plekken
waarin al het verdriet
uit lijven geperst werd
de liefde in een lied
bezongen op de Akant
van'n vergeten leven lang
speelplaat van de zondagmiddag
de vrouw de man de man de vrouw
over twee versperringen heen
bezongen zover de uitgebluste levens
hunkerend gebukt in steengroeven
-
fabulerend de griek de doodgeschoten
jood ontlastte en de moordenaar
het geheim ontfutselde van liefde
die de germaan overleefde
maar ontzet weer heropgevoed
moest worden zichzelf uit liefde
voor het leven fluitend troost bood
--
R